Broeders en zusters, in het evangelie volgens Lucas is Jezus voortdurend onderweg naar Jeruzalem, het einddoel van Zijn leven, daar waar Hij in geloof zijn leven zal geven aan God en de mensen. Het is een symbool voor onze tocht door het leven, op weg naar het einddoel. Tijdens die lange tocht onderricht Jezus zijn leerlingen, en ook ons, over de betekenis van het geloof. Vorige week vroegen de leerlingen, en vroegen ook wij, ‘Heer, geef ons meer geloof’. Jezus leerde ons dat hoe klein ons geloof ook is, het grote dingen kan doen. Wanneer wij vertrouwen in God en Gods vertrouwen in ons toelaten in ons leven dan kan er veel veranderen in je eigen leven maar ook in dat van anderen. Hoe klein en zwak ook, zo’n vertrouwen kan zelfs het onmogelijke mogelijk maken.
Vandaag zijn we in het grensgebied tussen Galilea en Samaria. Op de grens tussen het gebied van de Joden, de navolgers van de Wet van God, de rechtgelovigen en het gebied van de Samaritanen, zij die het met de Wet niet zo nauw nemen; geen ongelovigen maar ook geen rechtgelovigen, ergens er tussen in. Het is het grensgebied tussen mensen die iedere zondag trouw naar de kerk gaan en mensen die alleen met kerstmis komen of maar een keer in hun leven. We reizen vandaag door dat grensgebied dat wellicht ook in ons hart zit; het gebied tussen geloof en twijfel, tussen zekerheid en onzekerheid.
In dat grensgebied zet Jezus de vraag centraal: maakt geloven een verschil? Doet geloof ertoe? Wordt je leven beter als je gelooft? De Galileeër, de Jood, de vrome katholiek zal volmondig en meteen JA zeggen. De Samaritaan, de half gelovige, de half twijfelende, de gelegenheidskatholiek zal niet meteen weten te antwoorden. Wordt je leven beter als je gelooft?
Afgelopen vrijdag mocht ik in Amsterdam de begrafenis bijwonen van een zuster die meer dan 60 jaar van haar leven geleefd heeft te midden van drugverslaafden en dak- en thuislozen. Zij deed dat vanuit haar geloof maar heel eenvoudig, onopvallend, door gewoon te midden van deze mensen te leven. Haar leven werd er menselijkerwijs gezien niet beter op. En toch, heeft zij het leven van anderen beter gemaakt, gewoon door aandacht en liefde geïnspireerd naar het voorbeeld van Jezus. Op het eind van haar leven kon ze zeggen: 'al deze mensen, die uitgestotenen, waren bloemetjes in de woestijn'. Ze hadden haar leven beter, dieper en rijker gemaakt! Jezus stelt ons de vraag: wordt je leven beter als je geloofd?
Misschien houden we niet van dat woordje ‘beter’. We denken dan al vlug en terecht aan de farizeeër die met opgeheven hoofd voor in de tempel stond. ‘Heer, ik dank u dat ik geloof want ik doe dit en dat voor U. Gelukkig ben ik niet als de rest van die mensen die niet geloven.’ Dat is niet wat Jezus bedoeld met een geloof dat je leven beter maakt. Het geloof stelt ons niet boven anderen maar verdiept ons leven en daarmee onze relatie tot God en de anderen.
Om ons te helpen komen we op onze weg naar Jeruzalem tien melaatsen tegen. Zij willen beter worden. Ze vragen Jezus om heil en genezing. Jezus geneest hen niet direct maar stuurt hen naar de tempel, naar de priesters. Hij laat hen gewoon doen wat de Wet van Mozes voorschreef. Zij vertrouwen Jezus op zijn woord en gaan. Ze gehoorzamen en doen. Ze worden navolgers van de letter van de Wet, vrome Joden dus. Gaandeweg worden ze genezen.
We weten niet eens of deze melaatsen uiteindelijk wel naar de tempel zijn gegaan. We mogen het veronderstellen maar misschien zijn ze onderweg, toen ze tot de ontdekking kwamen dat ze genezen waren, wel de eerste de beste kroeg ingedoken om het leven te vieren. En als ze al in de tempel geweest zijn dan zijn ze daarna zeker in de kroeg beland want op zoiets moet toch gedronken worden! Na hun genezing pakken ze gewoon weer de draad van hun oude leven op. Er verandert eigenlijk niets; ze bekeren zich niet. Hun leven is beter geworden maar enkel aan de buitenkant. Het onderhouden van de Wet is iets goeds en groots voor Jezus, maar er is meer.
Dit meer zien we terug in die ene Samaritaan, zo’n typisch grensgeval. Hij keert om, komt terug om Jezus te bedanken. Niet het strikt onderhouden van de Wet heeft hem gered maar zijn geloof, zijn vertrouwen in die relatie met Jezus die gezegd had: Ga! Het leven van deze ene man wordt echt beter, zowel van binnen als van buiten. Hij weet te ontvangen (de genezing) maar ook te geven (de dankbaarheid). Dat is het geloof dat verschil maakt!
Wanneer ons geloof, ons vertrouwen in God, niet alleen weet te ontvangen maar ook weet te geven dan zal dat geloof, hoe klein ook, wonderen kunnen verrichten. Het zal echt een verschil maken. Naäman de Syriër, de melaatse Samaritaan en kleine zuster Andre Julienne het zijn voorbeelden voor ons van echte gelovige mensen; mensen die vanuit hun relatie met God weten te ontvangen en te geven. Zij maakten door hun geloof het verschil. Moge wij hun hierin navolgen.
1e lezing: 2 Kon. 5, 14-17; 2e lezing: 2 Tim. 2, 8-13; evangelie: Lucas 17, 11-19
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op zijn reis naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen Hij een dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels: ‘Jezus, Meester, ontferm U over ons!’ Hij zag hen en sprak: ‘Gaat u laten zien aan de priesters.’ En onderweg werden ze gereinigd. Een van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en verheerlijkte God met luider stem. Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer, en deze man was een Samaritaan. Hierop vroeg Jezus: ‘Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling? En Hij sprak tot hem: ‘Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.’