“Zeg! Is dat anderhalve meter?” Een man blaft een andere man toe die volgens hem net iets te dichtbij komt in de supermarkt. Die sputtert vervolgens dat hij er alleen maar even langs wilde met zijn karretje. “Idioot! Wat denkt u wel, die regels zijn er niet voor niets!” Kafferend laat hij de andere man verbouwereerd achter, die inmiddels het zweet op zijn voorhoofd heeft staan. Angst. Angst om besmet te raken. Angst dat dierbaren ziek worden. Angst voor een tweede golf. Angst voor weer een lockdown. Angst voor …
“God, waarom heeft u mij toch met angst gevuld?” “Ik heb alle mensen met angst gevuld”, antwoordt God. “Ja maar, waarom dan toch?” “Omdat ik hoop dat zij door angst het leven meer gaan waarderen …”
“Zodra Elia dit hoorde”, aldus de 1e lezing, “bedekte hij zijn gezicht met zijn mantel, ging naar buiten en bleef staan aan de ingang van de grot.”
De profeet Elia is op de vlucht. Op de vlucht voor koningin Izebel die hem ter dood wilt laten brengen. Toen hij dit hoorde, is hij meteen weggegaan. Zonder eerst op een profetie van God te wachten. Angst voor de dood, doet hem zijn taak vergeten. Hij begeeft zich naar het zuidwesten, in de richting van Egypte: het toevluchtsoord voor politieke vluchtelingen. In Berseba trekt hij zich terug in de woestijn. Daar wil hij sterven, en vraagt God hem te doden. Maar hoewel Elia zijn taak heeft verzaakt en zo God heeft verlaten, verlaat God hem niet. Midden in de woestijn brengt een engel hem - tot tweemaal toe - te eten en te drinken, opdat hij de kracht krijgt om zijn tocht te kunnen hervatten.
Eenmaal op de berg Horeb, openbaart God zich aan Elia in de vorm van een zachte bries. Tegenover de angst van Elia, staat hier de verschijning van God in een zachte bries, dat verkwikking schenkt. God is Elia nabij. Hij is Elia zeer nabij. Hij draagt zorg voor hem, en vergeet hem niet. Want zoals de wonderbare spijziging in de woestijn Elia de kracht geeft zijn tocht naar de Horeb te volbrengen, zo hervat de profeet de taak die hij voorheen had verzaakt. Elia heeft de kracht en bemoediging gevonden, die hij nodig heeft om zijn tegenstanders te weerstaan. “God, waarom heeft u mij toch met angst gevuld?” “Omdat ik hoop dat je door angst het leven meer gaat waarderen …”
“Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was”, hoorden wij zojuist in het evangelie, “werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: Heer, red mij!”
Jezus heeft zijn leerlingen naar de overkant van het meer gestuurd. Maar een flink eind uit de kust verwijderd, wordt de boot door golven geteisterd. De wind zit tegen. Vanaf de wal schiet Jezus zijn leerlingen te hulp. Hij loopt over het meer, over het water, naar hen toe. Wanneer de leerlingen de figuur ontwaren die zich moeiteloos over het water voortbeweegt, vergaan zij van angst. Behalve met de harde tegenwind, krijgen zij nu ook nog te maken met een spook! Jezus corrigeert dit foutieve denkbeeld en roept hen toe: “weest gerust, Ik ben het. Vreest niet.”
Net als in het spijzigingsverhaal, probeert Jezus ook hier een onverschrokken geloof bij zijn leerlingen wakker te roepen. Hen ertoe te bewegen hetzelfde te ondernemen als wat zij hem zien doen. En Jezus’ voorbeeld krijgt navolging. Wij zien hoe Petrus zich aan Jezus’ woorden vastklampt, en over het water naar Jezus toe wil lopen. Als rechtgeaarde leerling vergaat het hem net zoals zijn meester. Maar wanneer hem de schrik om het hart slaat, zinkt hij als een baksteen. De dubbelrol die Petrus hier speelt, komen we ook elders tegen. Hij is de eerstgeroepene. Hij volgt Jezus tot in het paleis van de hogepriester, maar verloochent hem ook weer. Tot zelfs driemaal toe! Petrus vervult een exemplarische functie. Hij is het prototype van de volgeling die vol vertrouwen op Jezus afstevent, maar onder invloed van de omstandigheden vaak ten prooi is aan angst en twijfel. “God, waarom heeft u mij toch met angst gevuld?” “Omdat ik hoop dat je door angst het leven meer gaat waarderen …”
In de 1e lezing hoorden we hoe Elia - nadat hij eerst uit angst was weggevlucht - nu kracht en bemoediging vindt om zijn tegenstanders te weerstaan. En in het evangelie stevent Petrus -nadat hij eerst op een stormig meer van streek was geraakt - vol vertrouwen op Jezus af.
Dit klinkt allemaal heel mooi. En toch is het makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker in moeilijke tijden, wanneer de storm op de binnenwateren van ons eigen leven zwaar en hevig zijn. Angst om besmet te raken. Angst dat dierbaren ziek worden. Angst voor een tweede golf. Angst voor ... Wij dreigen onder deze hoge golven ten onder te gaan. Ook Petrus was, toen hij merkte hoe hevig de wind was, aan angst en twijfel ten prooi.
En toch worden wij, met name in dit soort tijden, bewust hoezeer ‘geloven’ en ‘vertrouwen’ werk-woorden zijn, waar we zeer concreet aan moeten werken. Geloven wij er nog in? Of, geloven we het wel? Is het nog de moeite waard? Kunnen wij nog in iets of i/Iemand geloven? Of, blijven wij maar bij de pakken neerzitten?
“God, waarom heeft u mij toch met angst gevuld?” “Omdat ik hoop dat ook jij door angst het leven gaat waarderen …?” Amen.
1e lezing: 1 Kon.19, 9a. 11-13a; 2e lezing: Romeinen 9, 1-5; evangelie: Matteüs 14, 22-33
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden. Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen. De boot was reeds vele stadiën uit de kust en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind. In de vierde nachtwake kwam Hij te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen. Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: ‘Weest gerust. Ik ben het. Vreest niet.’ ‘Heer’, antwoordde Petrus, ‘als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen.’ Waarop Jezus sprak: ‘Kom!’ Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: ‘Heer, red mij!’ Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl hij tot hem zei: ‘Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?’ Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen. De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: ‘Waarlijk. Gij zijt de Zoon van God.’