Je hoeft een dezer dagen niet in Amsterdam te zijn om te weten dat er dagelijks ontzettend veel toeristen rondlopen. Japanners, Amerikanen, Chinezen. Allemaal willen ze de grachten zien, de trapgevels en een bezoek brengen aan het Van Gogh-museum of het Rijksmuseum. Het lijkt wel of die buitenlanders het allemaal beter zien en weten dan wij! En wat te denken van de Amsterdammers zélf: zouden zij vaak het Rijksmuseum bezoeken omdat het zo dichtbij is? “Als je er te dicht bij staat zie je het niet” zegt een spreekwoord. Over zo’n mensen die te dicht staan en het niet zien lezen we vandaag in het Evangelie.
Jezus keert terug naar het dorpje waar Hij is opgegroeid: Nazareth. Op de sabbat gaat Hij als naar gewoonte naar de synagoge en onderwijst er de toehoorders, zo lezen we. De mensen kijken nieuwsgierig naar Hem op en staan versteld van wat ze horen, want Jezus spreekt met wijsheid en gezag. Waar heeft hij dát vandaan, vragen ze zich af. Is dit werkelijk de Jezus, die ze van vroeger kennen? De man die toen hij jong was zijn vader hielp en later zelf timmerman werd. Dat is nog niet zo lang geleden! Wat is er met Hem gebeurd, dat hij nu de Schrift uitlegt? Geen wonder dat ze versteld staan!
Ze staan versteld! En dan gebeurt het. Ze stoppen Hem in het oude bekende hokje: de timmerman, de zoon van … de broer van … . Ook al doet Jezus in Nazareth hetzelfde als elders: prediken, mensen genezen, zonden vergeven en duivels uitdrijven, in zijn vaderstad kijkt men daar heel anders tegenaan. Jezus staat er zelfs verbaasd van. Hij kon er dan ook geen wonderen meer doen, Hoe komt dat toch? Ze horen en zien hetzelfde, en tóch geloven ze niet in Hem. We kunnen een verklaring zoeken in wat we kennen als na-ijver onder gelijken. We hebben het moeilijk wanneer iemand van de eigen groep uit de band springt en plots meer is of meer kan dan de anderen. ‘Een profeet wordt overal geërd behalve in zijn eigen kring, is Jezus’ spontane reactie. Jezus vindt in zijn eigen vaderstad geen gelóóf. Dat gaat verder of dieper dan een volkse wijsheid. Jezus ervaart dezelfde afwijzing van wat de profeten overkomt. Profeten zijn geen mensen die het op een of ander gebied ver geschopt hebben en benijd worden door het eigen volk. Zij zijn godsmensen. Ze treden op in Gods naam.
‘Als je er te dicht bij staat, zie je het niet’. Jezus’ stadgenoten stonden inderdaad te dicht bij Hem. Te dicht bij het verleden, bij de mens zoals ze hem kennen en hem willen kennen. Ook al wekt hij verwondering en bewondering op zijn toehoorders horen in zijn woorden Gods boodschap niet. Men leeft naast Hem, met ontmoet Hem elke dag, Men zit met de neus gedrukt op zijn handel en wandel, maar de wáre Jezus, de Zoon van God en de Messias, die blijft een vreemde. Een typisch thema voor het Marcusevangelie. Want Marcus spreekt herhaalde malen over het onbegrip waartegen Jezus steeds sterker en steeds meer zal tegen aanlopen. Pas hangend aan het kruis, wanneer Hij de Geest geeft, zal de Romeinse honderdman – een heiden nota bene - uitroepen: “Waarlijk, deze man was een Zoon van God.” (Mc 15,39). Aan ons, die elke dag zijn Woord horen en het beamen met ‘Wij danken God’ om het niet enkel te beamen met ‘dat kennen we wel’ maar om ernaar te leven en dat betekent – Jezus kennende- ons telkens bekeren alsof het de eerste maal in ons leven is.
1e lezing: Ezechiël 2, 2-5; 2e lezing: 2 Kor. 12, 7-10; evangelie: Marcus 6, 1-6
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd ging Jezus vandaar weg om zich naar zijn vaderstad te begeven en zijn leerlingen gingen met Hem mee. Toen het sabbat was, begon Hij te onderrichten in de synagoge. De talrijke toehoorders vroegen verbaasd: ‘Waar heeft Hij dat vandaan? En wat is dat voor een wijsheid die Hem geschonken is? En wat zijn dat voor wonderen, die zijn handen verrichten? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broeder van Jakobus en Jozef en Judas en Simon? En wonen zijn zusters niet hier bij ons?’ En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus sprak tot hen: ‘Een profeet wordt overal geeerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.’ Hij kon daar geen enkel wonder doen, behalve dat Hij een klein aantal zieken genas die Hij de handen oplegde. Hij stond verwonderd over hun geloof. Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.