Broeders en zusters, de evangelist Lucas geeft in deze lezing een beeld van een zeer missionaire kerk. Hij toont dit vooral in zijn boek over de Handelingen van de apostelen. Wat gebeurt ná Pasen is bij hem al aanwezig vóór Pasen. Jezus zendt de twaalf en een tijd later nog 72 anderen. Het getal 72 is niet zo zeer letterlijk bedoeld maar wil uitdrukken: naar alle volkeren, naar de hele wereld, daar moeten zij gaan evangeliseren. De tweeënzeventig en hun navolgers zullen op hun beurt de boodschap van Jezus in de wereld bekend maken. In dit evangelie valt het op, dat tweeënzeventig andere leerlingen op dezelfde wijze gekozen en gezonden worden als eerder de twaalf apostelen. In wezen hebben zij allen dezelfde opdracht. Vertaald voor deze tijd wil dat zeggen dat de zending van de kerk niet alleen is toevertrouwd aan priesters en kloosterlingen, maar aan allen en ieder persoonlijk volgens zijn talenten en mogelijkheden. Elke leerling van Jezus heeft door het doopsel deel aan de zending van de kerk. Het is God zelf die zijn werkers roept en uitzendt. De Heer roept allen op om aan zijn zending mee te werken. God sluit niemand uit. Niemand heeft een monopolie in de Kerk. In dezelfde zending zijn wij allen broeders en zusters.
Deze evangelielezing roept ons nu op tot bezinning en daadwerkelijke actie. ‘De oogst is groot maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten’. Broeders en zusters, welke arbeiders bedoelt Jezus hier? Misschien denkt men spontaan aan roepingen voor het kloosterleven en voor het priesterschap. Dat is waar. Zeker als wij de huidige situatie bezien, waarin steeds minder mensen naar de kerk gaan en roepingen voor het kloosterleven en het priesterschap zeldzaam zijn geworden. Als we nu goed luisteren naar deze evangeliepassage en horen wat die arbeiders moeten doen, komt er toch iets anders uit. Die tweeënzeventig leerlingen moeten vrede gaan brengen. Wanneer ze een huis binnengaan, moet dat hun eerste woord zijn. Ze gaan zieken genezen en ze zorgen voor hun welzijn. Deze taken zou toch iedereen moeten kunnen, met of zonder studie theologie. Als dat zo is, zijn er toch genoeg arbeiders die de vrede en tevredenheid kunnen brengen. ‘Vrede aan dit huis’ moet hun eerste woord zijn. Evangeliseren is namelijk: vrede prediken, vrede wensen en vooralsnog vrede brengen. En voor ‘vrede’ werken is een dringende zaak en een taak van elke dag.
De evangelist Lucas geeft hier duidelijke richtlijnen voor. Onder andere dat de leerlingen mensen met een eenvoud van middelen moeten trekken; dat ze mensen niet overtreffen; dat ze moeten gaan naar alle plaatsen, waar Jezus zelf heen wilde gaan; dat de leerlingen overal vrede moeten brengen en dat de uiteindelijke vrede van Christus is. Het blijkt dat de vredeswens het begin is van de aankondiging van het Rijk Gods en tegelijkertijd de eigenlijke boodschap van zijn verkondiging. ‘Vrede aan dit huis’ was toen de gewone groet in de tijd van Jezus. De vrede is altijd beschikbaar zoals de dag zelf. De vrede is gegeven zoals de dagen gegeven zijn. Niet de mens maar God is de schepper en wij zijn de behoeders ervan. De mens moet de vrede ontdekken en aan de oppervlakte te laten komen. Laten wij bidden om arbeiders voor de oogst van de Heer, niet alleen voor priesters en kloosterlingen, maar voor alle mannen en vrouwen die verantwoordelijkheid durven dragen voor een menswaardige wereld. Laten wij ons ook afvragen of wij zelf wel bereid zijn naar die plaatsen te gaan, waar de Heer zelf van plan is te gaan en daar de vrede te brengen.
1e lezing: Jesaja 66, 10-14c; 2e lezing: Galaten 6, 14-18; evangelie: Lucas 10, 1-9.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd wees de Heer (twee en) zeventig anderen aan en zond hen twee voor twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen, waarheen Hijzelf van plan was te gaan. Hij sprak tot hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten. Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven. Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg. Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis! Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren. Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere. In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voortgezet, geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.