Blauw-wit-rood. Op steeds meer plekken duikt - of dook - de omgekeerde Nederlandse vlag op. Langs provinciale wegen, op viaducten boven snelwegen, aan de gevel van rijtjeshuizen: op steeds meer plekken ziet - of zag - men het blauw-wit-rood.
Nu is het omkeren van een vlag niet iets van de laatste jaren. Het is een heel oud gebruik. Het was een signaal, waarmee men aangaf dat men in nood verkeerde. Zo werd vanaf de 16e eeuw het omkeren van de vlag in de scheepsvaart gebruikt om aan te geven dat een schip in nood was. Tegenwoordig wordt de omgekeerde Nederlandse vlag gebruikt als symbool tegen de overheid, vooral sinds de boerenprotesten en de corona-demonstraties. Hiermee zou men dan aangeven dat men het niet eens is hoe het volk in het land wordt behandeld. Hierbij zou het rood in de vlag het volk symboliseren, het wit de kerk en het blauw de elite. Met het omdraaien van de vlag geeft men dan aan dat de elite boven het volk zou staan en niet naar het volk zou luisteren.
Maar dan: “zo kon uw volk ook uitzien naar de redding der rechtvaardigen”, hoorden we zojuist uit het boek Wijsheid, “en de ondergang van hun vijanden.”
Het boek Wijsheid is waarschijnlijk door een jood uit Alexandrië (Egypte) geschreven, die goed vertrouwd was met de Griekse taal en cultuur. In zijn boek worden de laatste negen hoofdstukken niet door het thema wijsheid gestructureerd, maar door vergelijkingen tussen Israëlieten en Egyptenaren. De manier waarop hij dit doet, heeft hij aan de hellenistische cultuur ontleend, waarin hij zich toen bevond. Een vergelijking was een literaire techniek die in de toenmalige retorica en geschiedschrijving veelvuldig werd toegepast. Door personen met elkaar te vergelijken, wilde men aantonen dat één van beide personen, beter of slechter was dan de ander. In de laatste negen hoofdstukken van het boek Wijsheid maakt de auteur zeven keer van dit patroon gebruik, om zo de lotgevallen van de Egyptenaren en de Israëlieten tegenover elkaar te kunnen zetten, en er een oordeel over te kunnen uitspreken.
Zo ook in de eerste lezing van vandaag. Want in deze vergelijking, de zesde, grijpt de auteur terug naar de exodus: de uittocht uit Egypte, waarbij de rechtvaardigen - de Israëlieten - hun redding hebben ondervonden, en de vijanden - de Egyptenaren - hun ondergang. Dit als straf voor de kindermoord uit het begin van het boek Exodus. Hebben wij hier te maken met een vergelijkbare gelijkenis als bij: niet rood-wit-blauw, maar blauw-wit-rood ... de elite staat boven het volk en luistert niet naar het volk?
“Heer”, vraagt Petrus Jezus nu, “bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?”
Petrus stelt Jezus een vraag: voor wie is de gelijkenis bedoeld? Jezus antwoordt hierop met een gelijkenis. Een heer is een geruime tijd afwezig en stelt een beheerder aan. Eerst wordt beschreven dat hij handelt in overeenstemming met wat de heer van hem verwacht, en wat de reactie van de heer bij zijn terugkomst is. Vervolgens wordt verkend wat er gebeurt als de beheerder niet aan de verwachtingen van de heer voldoet, zijn eigen gang gaat, en van diens afwezigheid profiteert. Tot slot wordt ook de bestraffing door de heer bij zijn terugkomst genoemd: de knecht die in onwetendheid handelt, zal lichter worden gestraft, dan de knecht die de wil van zijn heer kent.
Elke leerling, zo lijkt hier de boodschap te zijn, heeft de opdracht te gelijken op de trouwe en verstandige dienaar die gelukkig wordt geprezen. Daarbij maakt Jezus onderscheid tussen de waakzame dienaar die begaan is met zijn opdracht, en de dienaar die uitmunt in onvoorzichtig en slecht gedrag. Zijn machtsmisbruik komt hem duur te staan. Hij leidt een dubbel leven en wordt in overeenstemming ermee gestraft. Immers, wie veel verantwoordelijkheid krijgt, moet ook zijn opdracht waarmaken. Die dringende en gedeeltelijk dreigende oproep richt Jezus tot de religieuze leiders van zijn volk. En Lucas zelf heeft ongetwijfeld de leiders van de kerkgemeenschap op het oog. Handelen ook zij volgens de verantwoordelijkheid die zij hebben gekregen? Of is hier veeleer sprake van: blauw-wit-rood ... of, in dit geval: wit-blauw-rood … de elite staat boven het volk en luistert niet naar het volk?
Vergelijkingen. Het naast elkaar leggen en beschouwen van verschillende personen om aan te tonen dat één van beiden beter of slechter is dan de ander. Hierbij kan het gaan om de redding der rechtvaardigen, en de ondergang van hun vijanden. Om twee knechten, die al dan niet handelen in overeenstemming met wat de heer van hun verwacht. Of zelfs om het ophangen van onze eigen nationale driekleur. Maar hoe dit ook allemaal moge zijn, uiteindelijk gaat het om hoe wij zelf met al deze zaken concreet omgaan. Binnen de context waarin wij leven. In het leven van iedere dag. Uiteindelijk gaat het om verantwoordelijkheid, om onze eigen persoonlijke verantwoordelijkheid naar God, naar onszelf, en naar elkaar toe. Zal er ook dan nog sprake zijn van blauw-wit-rood? Amen.
1e lezing: Wijsheid 18, 6-9; 2e lezing: Hebr. 11, 1-2. 8-12, evangelie: Lucas 12, 32-48
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Weest niet bevreesd, kleine kudde: het heeft Uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken. Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoezen; verschaft u beurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel, waar geen dief bij komt en geen mot hem bederft. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ Houdt uw lenden omgord en de lampen brandend! Gedraagt u als mensen die wachten op de terugkomst van hun heer, die naar de bruiloft is, om als hij aankomt en klopt, hem aanstonds open te doen. Gelukkig de dienaars, die de heer bij zijn komst wakende zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u: Hij zal zich omgorden, hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen. Al komt hij ook in de tweede of in de derde nachtwake, gelukkig zijn de dienaars die hij zo aantreft. Begrijpt dit wel: Als de eigenaar van het huis wist op welk uur de dief zou komen, zou hij in zijn huis niet laten inbreken. Weest ook gij bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.’ Petrus vroeg Hem nu: ‘Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?’ De Heer sprak: ‘Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn, die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven? Gelukkig de knecht, die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Waarlijk, Ik zeg u: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. Maar zegt die knecht bij zichzelf: Mijn heer blijft nog wel een poosje weg, en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan, en gaat hij zich ook te buiten aan spijs en drank, dan zal de heer van die knecht komen op een dag dat hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet kent; hij zal hem met het zwaard straffen en hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen. De knecht die de wil van zijn heer kende, maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil, zal zwaar getuchtigd worden. Wie echter in onwetendheid dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen, zal slechts licht gestraft worden. Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist, en wie veel is toevertrouwd, ven hem zal des te meer worden gevraagd.