Broeders en zusters, preken is zich vandaag op glad ijs begeven of koordansen. Bij alles wat je zegt, moet je jezelf wel tien keer afvragen: “Is het correct of zet het aan tot andere daden?” We hebben net een crisis overleefd van bijna twee jaar, en het is nog niet achter de rug, de pandemie met 444 miljoen zieken en 6 miljoen doden. We dachten weer gewoon Carnaval te kunnen vieren en vervolgens een vredige Vastentijd in te kunnen gaan. Een Vastentijd waarin we eens op adem zouden kunnen komen en tot verwerking van wat corona met ons heeft gedaan. Niets van dit alles.
We worden een oorlog ingeworpen met ongekende consequenties. Een verkeerde Europese of Navo-stap aan een andere kant van een grens kan tot een gigantische explosie leiden, waarvan de gevolgen niet zijn te overzien. Broeders en zusters, ik wil u niet de put inpraten, maar niets voelt zo onmachtig als ‘barmhartigheid willen betrachten’ en met handen en voeten gebonden zijn, want slechts enkele mensen hebben zovéél macht en denken er anders over. Is het alleen kommer en kwel?
Nee. Wij staan misschien wel voor de grootste uitdaging sinds de Tweede Wereldoorlog. Wij kunnen laten zien, dat wij er onze lessen uit hebben getrokken. Mozes laat ons in het Bijbelboek Deuteronomium vanmorgen zien hoe we uit kunnen groeien boven moedeloosheid en wanhoop uit. Als we in onszelf gekeerd blijven, komen we niet verder. Leggen we datgene aan Gods voeten neer wat Hij heeft geschapen en in de schepping van de mens ook in ons heeft geschapen? Offer alle eerste vruchten aan Hem die het ons ook heeft gegeven. Maar voordat dat kan worden gedaan, is iets anders er aan voorafgegaan: slavenarbeid in Egypte, vernederingen en verdrukkingen waren ons deel.
Door zijn sterke arm zijn wij bevrijd en wij hebben 40 jaar lang verschrikkingen moeten doorstaan, maar wij zijn uiteindelijk in het land van melk en honing terecht gekomen. Broeders en zusters, alle vruchten die we brengen om de slachtoffers van geweld, oorlog en onderdrukking, zijn vruchten die we aan Gods voeten neerleggen. De hulp waartoe we worden geroepen, is een hulp aan God. De mens is toch zijn kostbaarste bezit en in het bijzonder de mens in nood. Maar we kunnen niet meer aan de ontmoediging te ontkomen. Leggen we ook onze gedeelde zorgen aan zijn voeten.
Laten we nu Jezus volgen de woestijn in. Laten we deze komende weken onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid, maar ons terugtrekken in de stilte om te reflecteren waar we zelf staan. Om te komen tot zuivere afwegingen in een tijd waarin we overladen worden door veel vals nieuws. We kunnen niet mee gaan vechten in Oekraïne. We zouden in de weg lopen. We kunnen wel in onszelf afdalen en bezig zijn met vragen als: ‘hoe rechtvaardig ben ik zelf, hoe bewaar ik de vrede in mijn hart, hoe barmhartig ben ik met mijn directe omgeving, mijn partner, mijn kinderen, mijn medebroeder, mijn buren?’ Twee jaar Corona hebben wonden in de samenleving en in onszelf geslagen.
Het wordt tijd voor healing, voor genezen. Maar dan moeten we ook uitzoeken waar onze eigen genezing in zit. ‘Waar ben ik zelf in veranderd, waar ben ik zelf in tekort geschoten en hoe ga ik dat recht zetten?’ Jezus kan het vanmorgen niet actueler maken, omdat al de verleidingen waar Hij aan bloot staat ook de verleidingen zijn waar wij aan bloot staan. Het kwade probeert ons te verleiden tot arrogantie, macht en hoogmoed. Jezus zegt: ‘Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen’. Als wij ermee worden geconfronteerd, moet in mensentermen ons antwoord zijn: ‘Ik trap niet in je mooie voorstellen duivel, zout op’. In ons hart weten wij zelf wel wie onze eigen duivel(s) zijn. Laten we de tijd van healing benutten, want het volgende komt al weer op ons af: als de duivel de kans krijgt een volledige gebroken wereld. Ons antwoord kan alleen zijn: ‘tegenover jou, duivel, zet ik mededogen en barmhartigheid in. Iets anders heb ik je niet te bieden’. Als we zover komen dan zakken we niet weg in een moedeloosheid en lauwheid: ‘jongens, kan het stoppen, want corona heeft ons al genoeg gedeprimeerd’. Dat kunnen we nu niet maken. Jezus zegt elders in het evangelie: ‘klopt en er zal worden opengedaan’. En Hij bedoelt daar letterlijk mee: wij zullen moeten opendoen! Er is de tegeltjes-wijsheid: verbeter de wereld begin bij jezelf. Wij veranderen bepaalde mensen niet. Wij kunnen wel onszelf veranderen en als wij veranderen, verandert onze omgeving, ons land, onze wereld. Dat is waar we wel invloed op hebben, geholpen door bij de vruchten ook onze zorgen aan de voeten van God te leggen.
We leven in een tijd waarin we nauwelijks weten wat waar is. Soms wil je geloven, dat het waar is. Daarom wil ik u dit citaat niet onthouden, omdat ik bid dat het waar is. Toen Zelensky tot president van Oekraïne werd gekozen, werden er veel grappen gemaakt: een soort Oekraïense Mr. Bean president van een volk van 44 miljoen mensen. Hij zei tegen de bestuurders die onder hem vallen: ‘hang geen staatsieportret van mij in uw kantoor. Hang een foto van uw kinderen aan de muur en kijk elke keer bij de binnenkomst van uw werkkamer naar deze foto: dan weet u waar u het voor doet’. Of hij het gezegd heeft kan ik niet verifiëren, maar het is een waarheid als een koe. Ik zie nu een man die niet wegloopt.
1e lezing: Deut. 26, 4-10; 2e lezing: Romeinen 10. 8-13; evangelie: Lucas 4, 1-13
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd ging Jezus vervuld van de heilige Geest weer weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn gevoerd, waar Hij veertig dagen verbleef en door de duivel op de proef werd gesteld. Gedurende die dagen at Hij niets en toen ze voorbij waren, kreeg Hij honger. De duivel zei nu tot Hem: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan aan die steen daar, dat hij in brood verandert.’ Jezus gaf ten antwoord: ‘Er staat geschreven: De mens leeft niet van brood alleen.’ Daarop voerde de duivel Hem omhoog en toonde Hem in een oogwenk alle koninkrijken der wereld, en de duivel sprak tot hem: ‘Heel dat machtsgebied zal ik U geven, want het is mij in handen gesteld en ik geef het aan wie ik wil. Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt, zal het in zijn geheel van U zijn.’ Toen antwoordde Jezus hem: ‘Er staat geschreven: De Heer uw God zult Gij aanbidden en Hem alleen dienen.’ Daarna bracht de duivel Hem naar Jeruzalem, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en sprak tot Hem: ‘Als Gij de zoon van God zijt, werp U dan vanaf deze plaats naar beneden; want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U het bevel geven U te beschermen en zij zullen U op de handen nemen, opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.’ Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er is gezegd: Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’ Toen gaf de duivel al zijn pogingen om Hem te verleiden op en verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd.