Broeders en zusters, soms is het zonde om het in het leven niet over een andere boeg te gooien. Zonde? Dat is voor velen een beladen, bekrompen woord van vroeger. Vroeger noemden we zovele zaken zonde. In bepaalde kringen was dat fietsen op zondag. Of zondags naar het voetballen. Zelfs kaarten werd zondig genoemd en het kaartspel zelf een duivels prentenboek. Ondanks ons katholiek-zijn blijven we een calvinistisch landje. Wat een ellende en angst heeft die manier van denken niet teweeggebracht. Geen wonder dat mensen soms allergisch zijn geworden voor dat woord zonde en dus ook voor de plek waar het werd gepredikt; de kerk en de kansel. Ze willen er niets meer van horen. En dat is jammer! Want nadenken over zonde hoort bij het volwassen worden. Alleen: dan moet je wel weten dat de Bijbel zonde anders ziet, anders bedoelt dan alle voorbeelden die ik zojuist gaf.
Zonde is letterlijk: je doel of je bestemming missen. Heb je het over zonde, denk dan aan een schutter. Je wilt je doel raken. Maar je weet ook dat er van alles kan gebeuren waardoor dat niet lukt. Zoals vandaag met windkracht 7. Of je hebt de pech, dat er een kleine afwijking in de pijl zit. Dingen waar je niet veel vat op hebt. Je kunt ook je doel missen buiten je schuld om. Maar soms kun je er wel wat aan doen: als je een borrel teveel op hebt, kun je er zeker van zijn dat schieten niet lukt. Als je niet focust, schiet je mis. Wij denken bij zonde vaak meteen aan wat je verkeerd doet. In de bijbel is dat woord breder: door allerlei oorzaken kan het niet goed gaan in het leven. Zonde is veelal: machteloosheid, onvermogen. De kern is: je bereikt je doel, je bestemming niet. Het gaat niet, het lukt niet. Dat is zonde of eigenlijk gewoon jammer.
Vissers op het meer van Genesareth zwoegen de hele nacht, maar vangen niets. Ze doen hun best, werken hard, maar het lukt niet. Die vissers laten zien hoe jouw leven kan zijn. Ze staan voor het gevoel: je doet je best, maar het lukt niet. Ik zwoeg, maar ik zie geen resultaat. Ik verzet bergen, maar ik voel: ik zit op een verkeerd spoor. Die vissers staan voor wat je kunt ervaren op je werk, in relaties of waar dan ook. En wat je kunt denken: het lukt niet, het klopt niet. Is dat alles wat er is? Dat laten de vissers zien.
Maar Jezus die daar ook is en maakt iets anders duidelijk. Hij zit op het meer van Genesareth. Eigenlijk staat er: hij zit op de zee. De zee, dat zijn vaak in de Bijbel de doodlopende wegen die je in je leven kunt bewandelen. Onvermogen om wat niet lukt. De zee is verdriet, je gemis. Jezus zit op de zee. Laten we dat beeld eens vasthouden. Het symboliseert hetzelfde als lopen op het water. Dat betekent: je ontkomt in je leven niet aan alles waar die zee voor staat. Maar bovenal wil dat ‘zitten op de zee’ zeggen: er is iets dat sterker is dan doodlopende wegen, sterker dan angst, verdriet, sterker dan wat verkeerd gaat, sterker dan je doel missen, sterker dan de dood. Daar vertelt Lucas over, als hij tientallen jaren na zijn leven over Jezus schrijft. Hij weet welke invloed van Jezus is uitgegaan, tijdens zijn leven, maar ook daarna. De kern van die zijn invloed was: Jezus heeft mensen Godsvertrouwen gegeven. Dat Godsvertrouwen van Jezus houdt dit in: Jij bent uniek. Jij mag je eigen weg door het leven gaan, al gooi je het over een andere boeg, al wijkt jouw weg af van die van anderen. Hoe jouw weg zal zijn, dat is heel persoonlijk. Een ander kan die niet bepalen voor jou. Je mag hopen dat je vertrouwen ontvangt om zoiets te doen en te durven. Dat doet Jezus. Hij geeft mensen - die merken dat ze op een dood spoor zitten - vertrouwen om het op een geheel andere manier te doen. ‘Gooi het over een andere boeg’, zegt Jezus, ‘Doe het anders, ga vandaag vissen en niet vannacht’. Zo’n advies lijkt vreemd, want het strookt niet met wat anderen zeggen.
Die zeggen: ‘Vissen doe je s nachts. Dan vang je meest’. Dwars tegen wat het beste lijkt, klinkt hier: ‘gooi je netten uit, nu overdag, hier, op jouw manier’. Jezus is de stem van godsvertrouwen. Die stem klonk door zijn mond, 2000 jaar geleden. Die stem is niet verstomd. Die klinkt door het verhaal heen naar ons, naar jou, naar mij. ‘Zoek je eigen weg, al zeggen alle anderen: ‘doe het volgens onze regels, doe het niet overdag, maar s nachts’’. Je eigen weg is de weg naar je bestemming. Zonde is het als je je daarvan laat afleiden. Het is goed zo. Jezus zegt: ‘Stel het niet uit: doe het vandaag, gooi je netten uit’. De vissers, die dat doen, merken het resultaat aan hoe groot de vangst dan is! Veel groter dan ze ooit hadden kunnen denken. Je zou zeggen: ze springen een gat in de lucht.
Ja, maar ze zijn ook bang. Bang voor de eigen weg. Het nieuwe, het goede, het vruchtbare, jaagt ook angst aan. ‘Ga uit van mij’, zegt Petrus, ‘ik ben een zondig mens’. Hij heeft zijn netten op een ander moment uitgegooid. Hij heeft enorm veel gevangen en hij is bang. Hij zegt: ‘Ik schiet tekort, ik kan het niet, wat staat me voortaan te wachten? Ik voel me onzeker, is het wel goed wat ik doe? Is dit wel mijn bestemming of hadden al die anderen toch niet gelijk?’ Jezus antwoordt op dat gevoel met een zinnetje dat 365 keer in de bijbel schijnt voor te komen. ‘Wees niet bang’. Is het een wonder als een kind bang is? Is het een wonder als jij bang bent voor wat (be)dreigend is? Is het een wonder dat je bang kunt zijn voor wat er komt? Een wonder dat jij kunt twijfelen aan je beslissingen. Maar het is ook een wonder dat je er doorheen kijkt en erop vertrouwt dat het goed komt.
Nee, natuurlijk niet, je kunt ten prooi zijn aan duizend angsten. ‘Ik ben voor bijna alles bang geweest’, dicht Vasalis. Wees niet bang, in die drie woorden, vat Jezus het godsvertrouwen samen. Wees niet bang, dat zegt: Ik ben met je, in wat lukt en mislukt, in wat voorspoedig gaat en in wat tegenzit, in leven en in sterven: wees niet bang, zo vat Jezus het godsvertrouwen samen. Dat godsvertrouwen kunnen we voortzetten, dat kunnen we doorgeven aan elkaar. Dat hoor ik Jezus ook zeggen. ‘Wees niet bang, voortaan zul je vissers van mensen zijn’. Je kunt dat zou kunnen associëren met vangen, gevangen nemen, met bekeringsdrang en ga zo maar door bij krijgen. Maar Jezus bedoelt wat anders. Hij zegt letterlijk: ‘voortaan zul je mensen vangen tot leven’. Iemand schreef me deze week: ‘het gaat hier om opvangen, om ze bij het leven te brengen’. In de Joodse traditie zeggen ze: ‘een rechtvaardige is iemand met een hengel. Een hengel om iemand mee uit het water te vissen. Om elkaar op te vissen, op te vangen’. Wij zijn verlengstuk van Jezus om elkaar bij het leven te brengen. Om met woorden en daden duidelijk te maken: er is iets sterker dan de zee. Wees niet bang.
1e lezing: Jesaja 6, 1-2a. 3-8; 2e lezing: 1Kor. 15, 1-11; evangelie: Lucas 5, 1-11
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op zekere dag stond Jezus aan de oever van het meer van Gennesaret, terwijl de mensen op Hem aandrongen om het woord Gods te horen. Hij zag nu twee boten liggen aan de oever van het meer; de vissers waren eruit gegaan en spoelden hun netten. Hij stapte in een van de boten, die van Simon en vroeg hem een eindje van wal te steken. Hij ging zitten en vanuit de boot vervolgde Hij zijn onderricht aan het volk. Toen Hij zijn toespraak had geëindigd, zei Hij tot Simon: ‘Vaar nu naar het diepe en gooi uw netten uit voor de vangst.’ Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen, maar op uw woord zal ik de netten uitgooien.’ Ze deden het en vingen zulk een massa vissen in hun netten, dat deze dreigen te scheuren. Daarom wenkten ze hun maats in de andere boot om hen te komen helpen. Toen die gekomen waren, vulden zij de beide boten tot zinkens toe. Bij het zien daarvan viel Simon Petrus Jezus te voet en zei: ‘Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.’ Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en allen die bij hem waren vanwege de vangst die ze gedaan hadden; en zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die met Simon samenwerkten. Jezus echter sprak tot Simon: ‘Weest niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vangen.’ Ze brachten de boten aan land en lieten alles achter om Hem te volgen.