Broeders en zusters, de boodschap van de profeet Maleachi, dat gericht is naar de priesters, uit de eerste lezing, klinkt niet zo vriendelijk; ook de boodschap van Jezus, uit de derde lezing, is niet anders; niet zonder redenen natuurlijk. De profeet Maleachi zegt: ‘Priesters, (…)gij zijt van de weg afgeweken en hebt door uw lering velen laten struikelen (…) omdat gij mijn wegen niet hebt bewandeld’. En wat Jezus zegt in het evangelie is niet direct gericht naar de farizeeërs en Schriftgeleerden. Dat is meer als waarschuwing voor zijn leerlingen. Die moeten opletten dat ze niet op dezelfde fouten begaan. Luister maar naar hun woorden, maar kijk niet naar hun daden, zegt Jezus. Want ze doen zelf niet wat zij onderrichten. De kritiek die Jezus richt tot de gezagsdragers in zijn tijd is ook actueel voor mensen van deze tijd. Om maar te benoemen, bijv.: de Paus, bisschoppen, pastoors of priesters, maar ook voor mensen die met gezag bekleed zijn in de maatschappij, zelfs voor ouders in het gezin. Zowel Maleachi als Jezus, leggen ze allebeide de nadruk op oprechtheid en naastenliefde. Want wij zijn allemaal broers en zussen van één en dezelfde God de Vader; dus staan allemaal gelijk met elkaar.
De lezingen van vandaag zijn niet anders dan een bezinning over het gezag. De passage bevat richtlijnen voor de gezagsdragers, en Jezus maakt duidelijk hoe ze hun gezag moeten uitoefenen. Samen te vatten luidt het ongeveer zo: laat u geen leraar noemen, al ben u nog zo goed onderlegd, dat alleen geeft u nog geen recht om uw mening aan anderen op te dringen. Laat u geen meester noemen, al heb u zo’n hoge positie. Die positie mag u niet misbruiken voor uw eigen voordeel. Alles wat u doet als gezagsdrager is niet anders dan omwille het welzijn van de ander. Zelfs als ouders mogen wij niet eenzijdig beslissen voor de kinderen. Want ouders zijn er alleen voor de kinderen en niet omgekeerd. Waar dan ook moet er wat gezag aanwezig zijn omwille van de ordening: in de maatschappij, in de kerk, in het gezin. Wel, het moet voor welzijn van degenen over wie gezag wordt uitgeoefend. Want gezag is er nooit om te heersen maar om te dienen. Macht en gezag kan ook gevaarlijke instrument zijn. Wie macht heeft, komt zo gemakkelijk in de verleiding om die macht te misbruiken voor eigen voordeel. In de loop van de geschiedenis is dat vaak gebeurd. Helaas, het gebeurt nog steeds. Jezus waarschuwt de leerlingen, dat woorden en daden moeten overeenstemmen zijn.
Profeet Maleachi klaagt over de ontrouw van de priesterklasse aan. Daarom worden zij door het volk geminacht. Jezus zegt zeer scherp tegen de Schriftgeleerden en de farizeeën. Hij noemt hen huichelaars en witgekalkte graven. Want ze verkondigen de wet van Mozes maar doen zelf niet wat ze voorhouden. Jezus vraagt tot zijn leerlingen: ‘Houd u aan alles wat ze zeggen en handel ernaar, maar handel niet naar hun daden’. Jezus kan niet overwegen met huichelaars, ook niet met mensen, die zichzelf verheven boven de anderen of die hun macht misbruiken. Jezus vraagt meer oprechtheid en nederigheid met wie wij elke dag ons leven delen. Hen respecteren zoals zij zijn. Oog en oor hebben voor hen. Blij zijn met de blijden. En droevig zijn wanneer zij bedroefd zijn. Broeders en zuster, laten we het geloof doen realiseren in omgang met elkaar en al onze naasten. Moge de heilige Geest ons verstand verlichten en ons hart verwarmen. Amen.
1e lezing: Maleachi 1, 14b – 2, 2b. 8-10; 2e lezing: 1 Thessalonicenzen 27b-9. 13; evangelie: Matteüs 23, 1-12.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd sprak Jezus tot het volk en tot zijn leerlingen: ‘Op de leerstoel van Mozes hebben de schriftgeleerden en de Farizeeen plaats genomen. Doet en onderhoudt daarom alles wat zij u zeggen, maar handelt niet naar hun werken; want zelf handelen ze niet naar hun woorden. Zij maakten bundels van zware, haast ondraaglijke lasten en leggen die de mensen op de schouders, maar zelf zullen ze er geen vinger naar uitsteken. Alles wat zij doen, doen zij om bij de mensen op te vallen; zij maken immers hun gebedsriemen breed en hun kwasten groot, ze zijn belust op de ereplaats bij de maaltijden en de voornaamste zetels in de synagogen, ze laten zich graag groeten op de markt en willen door de mensen rabbi genoemd worden. Maar gij moet u geen rabbi laten noemen. Gij hebt maar een Meester en gij zijt allen broeders. En noemt niemand van u op aarde vader; gij hebt maar een Vader, de hemelse. En laat u ook geen leraar noemen; gij hebt maar een leraar, de Christus. Wie de grootste onder u is, moet uw dienaar zijn. Alwie zichzelf verheft, zal vernederd en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.