“Lopen. Klimmen. Steeds hoger. En waarvoor?”, aldus de voice-over in de trailer van Le sommet des Dieux (De top van de goden). In deze Franse animatiefilm uit 2021 staat het beklimmen van de Mount Everest centraal. Het gaat over vragen als: wie was de eerste alpinist die deze berg wist te beklimmen, en wat bezielt klimmers om de levensgevaarlijke tocht te ondernemen? “Waarom hoger klimmen?”, vervolgt de voice-over. “Om de eerste te zijn? Als je er eenmaal de smaak van hebt te pakken, kun je niet meer zonder. Niets anders doet er dan nog toe. Sommigen zoeken naar de zin van het leven. Klimmen is de enige manier waarop ik me levend voel. Voor anderen is de berg geen doel, maar een pad. Als je daar eenmaal bent, kun je alleen maar doorgaan.”
“Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie”, aldus God tot Abram in de eerste lezing, “naar het land dat Ik u zal aanwijzen. Ik zal een groot volk van u maken.”
Abram is in Harran, een stad in het zuidoosten van het huidige Turkije. Zijn familie had zich daar gevestigd, nadat zij Ur hadden verlaten. Na verloop van tijd sterft Terach, de vader van Abram, en wordt Abram door God geroepen, de eerste lezing van vandaag. “Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u zal aanwijzen. Ik zal een groot volk van u maken.”
In deze belofte komt een problematisch aspect voor. God geeft Abram te kennen dat hij tot een groot volk zal uitgroeien. Maar een van de eerste dingen die een lezer over Abram en zijn vrouw verneemt, is dat Sarai onvruchtbaar is. In de samenleving van toen was kinderloosheid een van de grootste rampspoeden die iemand kon overkomen. De familie en de naam van de familie konden alleen blijven bestaan, als er nakomelingen kwamen. Zonder kinderen was er geen toekomst. Bij de belofte die God aan Abram doet, hoort nog een ander element dat in de lezing wordt aangestipt. Wanneer Abram in Kanaän arriveert, verschijnt God aan hem en zegt: ‘aan uw zaad zal ik dit land geven’. Die toezegging domineert heel de verdere bijbelse geschiedenis van Israël. Het is niet voor niets dat God haar nog enige malen tegenover Abram herhaalt, en benadrukt dat zijn nakomelingen talrijk zullen zijn. Een mooie, maar vooral ook wonderlijke belofte aan iemand die niet alleen geen kinderen heeft, maar wiens vrouw ook nog eens onvruchtbaar is. Na Gods ‘trek weg uit uw land’ gaat Abram op weg. Is ook hier sprake van lopen, klimmen, steeds hoger, en waarvoor?
“Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd”, hoorden we zojuist in de evangelielezing, “zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht.”
Jezus neemt Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en brengt hen op een hoge berg, waar zij alleen zijn. Ditzelfde drietal zal hem later ook in Getsemane vergezellen. Voor hun ogen verandert Jezus van gedaante. Zijn gezicht gaat stralen als de zon, en zijn kleren worden wit als licht. Vervolgens verschijnen hun Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek zijn.
Het visioen is rijk aan betekenis. Het herinnert aan Mozes’ verblijf op de Horeb, waar hij God mocht aanschouwen. Mozes en Elia staan hier voor Wet en Profeten, en beiden waren ook nog eens ten hemel opgevaren. Voor de tweede keer in het boek klinkt er een stem uit de wolk. De eerste keer bij zijn doop in de Jordaan. Nu Jezus naar Jeruzalem opgaat, verzekert God dat hij ook deze nieuwe stap van harte onderschrijft.
In de lezing van vandaag vloeien dus allerlei lijnen uit eerdere delen van het boek ineen. Ook loopt het visioen vooruit op het slot van het boek. De leerlingen vangen alvast een glimp op van de heerlijkheid die Jezus na zijn dood ten deel zal vallen. Het verband tussen de verheerlijking en het slot komt expliciet aan het einde van de lezing naar voren: de leerlingen moeten over het visioen zwijgen totdat Jezus uit de dood is opgestaan. De heerlijkheid van de verrijzenis was even zichtbaar. Petrus zou dat moment het liefst bevroren hebben. Wat hem betreft had het altijd zo mogen blijven. Zo wars als hij was van het idee dat Jezus moet lijden, zo verrukt is hij nu over de korte anticipatie op Jezus’ toekomstige heerlijkheid. Tijdens de afdaling verzekert Jezus dat de daarnet getoonde heerlijkheid pas na zijn dood werkelijkheid kan worden. Het lijden staat immers in het perspectief van de verrijzenis. Niet alleen bij Jezus, maar ook bij de leerlingen. Niemand kan volgeling van Jezus zijn wanneer hij zich niet geheel overgeeft aan God, en bereid is om Jezus zelfs tot in de dood toe te volgen.
Eenvoudig zal dat niet altijd zijn. In de eerste lezing wordt aan iemand een belofte gedaan die niet alleen geen kinderen heeft, maar wiens vrouw ook nog eens onvruchtbaar is. En wij leven in een samenleving waarin we met onrechtvaardige, gewelddadige en respectloze handelingen te maken hebben, zoals: oorlogen, polarisatie, segregatie en onverdraagzaamheid. Soms zien we er als een berg tegenop om ons dan aan God over te geven, en om Jezus na te volgen. Beklimmen we die spreekwoordelijke berg, ook al is die nog zo hoog als de Mount Everest? Of niet? Keren we om, en laten we de berg links liggen? Of gaan we de uitdaging wel aan, en is het een kwestie van: lopen, klimmen, en steeds hoger? Wat zal ons antwoord, wal zal onze reactie, hierop zijn? Amen.
1e lezing: Genesis 12, 1-4a; 2e lezing: 2 Tim. 1, 8b-10; evangelie: Matteüs 17, 1-9
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht. Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als Gij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.’ Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees. Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: ‘Staat op en weest niet bang.’ Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: ‘Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd, voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.