In Canada staat er voor een school een beeldje van een jongetje dat zijn broertje op de rug draagt. Het beeldje herinnert aan de tijd dat er nog geen bussen reden. Een jongen droeg iedere dag zijn gehandicapt broertje naar school, vele kilometers heen en terug. Op een dag zag een voorbijganger de jongen lopen met het jongetje op de rug en vroeg: “Is dat jongentje niet te zwaar?” De jongen antwoordde: “Neen, hij is niet zwaar, hij is mijn broer!” Dit is een overbekend verhaal waar er ook een even bekend lied van bestaat. En toch is het goed om er zo nu en dan eens aan te denken. Het is voor mij ook een beeld dat oplicht in de lezingen van deze zondag. De Paulus bijvoorbeeld houdt ons in de tweede lezing voor dat wanneer de Geest die Jezus bezielde in ons woont, wij geen zelfzuchtige mensen zullen zijn die genoeg hebben aan onszelf. En in de eerste zowel als in de evangelielezing gaat het dan weer om Gods voorkeur voor nederige en zachtmoedige mensen. Mensen, geschapen naar het beeld van God, Die telkens opnieuw zijn zachtmoedigheid getoond heeft maar toch op een unieke wijze in zijn Zoon Jezus. Jezus die ons vandaag oproept Hem daarin te volgen. Het is de enige keer in het evangelie dat Jezus zegt: “Leer van Mij …” (Mt 11, 29b).
Deze messiaanse koning wordt in de eerste lezing bejubeld door Zacharia. Een koning die geen militaire held is, gezeten op een paard. Hij is deemoedig en buigt zich neer, arm is hij want gezeten op een ezel. Een Messias die zichtbaar werd in de persoon van Jezus van Nazareth. Parafraserend op de brief van Paulus aan Titus kunnen we zeggen: ‘De zachtmoedigheid van God is in Jezus Christus op aarde verschenen’ (cf. Tit 2,11). Voor sommige bijbelgeleerden vormt deze evangelieperikoop om deze reden het kernstuk van heel het evangelie. Ik moet eerlijk bekennen dat dit ook voor mij heel ontroerende woorden zijn. God die zijn diepste wezen in Jezus’ optreden openbaart. Zijn keuze voor zachtmoedige en nederigen van hart. Voor de kleine mensen die door de wederwaardigheden van het leven deemoedig zijn geworden en open staan voor deze deemoedige God en Vader. Jezus jubelt zijn geloof uit op een voor hem moeilijk moment: ‘Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde’. Kort voordien had Hij zijn ontgoocheling uitgesproken over zijn onthaal in Korazin, Bethsaïda en zelfs in Kafanaüm, zijn vaderstad. Hij voelt zich afgewezen, mislukt in zijn zending en toch blijft Hij vertrouwen dat wat de Vader met Hem voorheeft zich zal voltrekken. Hij praat niet óver God maar tót Hem, die Hij ‘Vader’ noemt Omdat Hij leeft en handelt vanuit een Vader- Zoon-relatie. Zijn Vader die zichzelf kenbaar maakt in zijn Zoon. Niet aan de wijzen en de verstandigen van die tijd: de Schriftgeleerden en Farizeeërs die Gods wil raagfijn kennen. Niet aan hen die een zwaar juk leggen op de schouders het volk en die handelen naar wat zij denken dat God verwacht. God laat zich wel kennen aan wie zich voor Hem openstellen. Aan hen die het allemaal niet zo goed zien zitten maar wel vertrouwen hebben dat het goed komt, niet op basis van verdienste maar omdat ze geloven dat God hen genadig is. Want het kennen van God verwerf je niet. Geloven is geen kwestie van verdienste, maar van vertrouwen. Net zoals een kind in alle spontaniteit een goede daad niet stelt om een beloning te krijgen maar gewoon omdat het kind ‘papa en mamma graag ziet’. Een blijk van genegenheid. Het klinkt zo gemakkelijk om alles tot meerder glorie van God te doen, maar het kost velen vandaag in onze wereld, en dus ook hier in deze kerk, veel moeite. Daarom zegt Jezus tot ieder van ons: ‘Kom allen naar mij die uitgeput zijt en onder zware lasten gebukt gaat’. Eerder reeds had Jezus iets gelijkaardigs aan zijn leerlingen opgedragen: “Komt nu eens zelf mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit.' (Mc 6,31) Rusten is zeker een noodzakelijk fysieke aangelegenheid, maar haar weldadige kracht ervaren we pas wanneer we de tijd nemen om alles op een rijtje te plaatsen. Of duidelijker: om een en ander in relatie te zien met God. Zijn het in onze drukke steden juist niet de openstaande kerken waarvan er een stille uitnodiging uitgaat naar gehaaste mensen: ‘Kom even binnen, plaats de rugzak die je draagt opzij en ga zitten. Neem eventjes de tijd om bij Mij, bij je God en Vader te toeven. En je zult voelen en zien hoe licht de last is die je draagt. Want wat ons afmat is niet het loodzware juk van de Thora uit Jezus’ tijd, Ook niet de opgelegde kerkelijke regels die tot in detail het leven regelden. Dat hebben wij, gelovigen van na Vaticanum II, wel begrepen. Kijken we maar naar onze paus, die geluk uitstraalt, die je graag ziet zonder zich eerst af te vragen of je wel deugt. Het juk dat op ons drukt zijn de verwachtingen die men aan ons stelt, Die groter worden aangevoeld dan ze in werkelijkheid zijn. Het juk is de lat die we voor onszelf hoger leggen. Het is de vloed van informatie die op je afkomt, het voortdurend bereikbaar moeten of willen zijn via mobiel en WhatsApp, het steeds nieuwe keuzes moeten maken zodat je er gek van wordt. Jezus zegt tot ieder van ons: ‘Laat dat loodzware juk vallen dat je wordt opgelegd. Het verhindert je het zicht waar het in wezen om gaat. Je hoeft jezelf niet groter en beter voor te doen dan je al bent’ Laat dat juk vallen en kom bij Mij in de leer. Neem mijn juk en weet: Ik ben zachtmoedig en eenvoudig van hart En je zult rust vinden voor uw ziel.
Let wel: ook Jezus gebruikt het woord juk, omdat geloven niet vrijblijvend is. Maar zijn juk is zacht. Je kunt het dragen, het past bij jou, het is jou eigen. Het juk van Jezus brengt je bij jezelf en helpt je bij jezelf te blijven. Jezus laat zien hoe de Thora, de goddelijke Wet, een lichte last is, bron van verkwikking, een stok die de levensrichting aangeeft. Het is met Jezus als met dat broertje dat gedragen wordt en naar je lacht. Van zo’n kind word je nooit moe want de last is licht. En het juk is zacht, want de ene kant is gevuld met liefde voor de mensen En aan de andere kant wordt het godsvertrouwen gedragen. Dat godsvertrouwen halen we niet uit geleerde boeken maar krijgen we alleen wanneer we iets van de eenvoud van een kind hebben. Dat onschuldige, kinderlijke vertrouwen wenst Jezus ons toe.
1e lezing: Zarachia 9, 9-10; 2e lezing: Romeinen 8, 9. 11-13; evangelie: Mattheüs 11, 25-30.
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd sprak Jezus: ‘Ik prijs U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze heb geopenbaard aan kleinen. Ja, Vader, zo heeft het U behaagd. Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren. Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’