“In de afgelopen twee weken zijn er in Nederland meer schoenen gezet dan in de rest van het hele jaar en dat is een record”, aldus de Hoofdpiet in zijn onlangs gehouden persconferentie. “En het aantal schoenen dat wordt gezet zal naar verwachting in de komende weken alleen maar toenemen. Het is geen geheim dat het voor de Pieten steeds moeilijker wordt om de schoenen vol te krijgen. De enige oplossing voor dat probleem zijn: cadeautjes, cadeautjes, cadeautjes. De snelste weg uit de crisis zijn cadeautjes ... Daarom heb ik besloten dat iedereen zo snel mogelijk het eerste cadeautje krijgt, en pas veel later het tweede.”
Want “Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af”, aldus Baruch in de 1e lezing, “en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid.”
Baruch was de secretaris en metgezel van de profeet Jeremia. Ofschoon het Bijbelboek dat aan hem is toegeschreven veel later van datum is, leefden Baruch en Jeremia in de 6e eeuw v. Chr., ten tijde van de Babylonische ballingschap.
Het boek eindigt met een ‘troostlied tot Jeruzalem’, waarvan we vandaag het slot hebben gehoord. “Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af”, aldus Baruch, “en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid.” De auteur spreekt hier Jeruzalem aan. De stad moet niet langer rouwen, maar haar feestkleed aantrekken. Want God brengt haar kinderen - de Israëlieten - vanuit de verstrooiing weer samen, en voert hen naar de stad terug. Deze terugkeer naar Jeruzalem wordt hier voorgesteld als een nieuwe uittocht. Zoals eertijds Israël uit Egypte geleid werd door een wolk, waarin Gods’ glorie tegenwoordig was, zo trekt zij ook nu op onder de glorie van God. Daarbij zullen de bergen en heuvels met de grond gelijk worden gemaakt, en de dalen gevuld, zodat Israël veilig kan optrekken. Zal ook dit een cadeautje zijn om snel uit deze crisis te geraken?
“Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden”, aldus Johannes de Doper in het evangelie, “de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden.”
Lucas begint deze lezing met een plechtige aanhef. Hij vermeldt het regeringsjaar van de Romeinse keizer, de namen van de landvoogd en de ‘viervorsten’, alsook die van de hogepriesters. Op deze wijze plaatst hij de profetische gebeurtenissen rond Johannes de Doper in het kader van de wereldgeschiedenis. Met zijn historische aanhef wil Lucas aangeven dat het Rijk van God midden in de mensengeschiedenis wordt opgebouwd. Het Rijk Gods is geen buitenaardse werkelijkheid. Het valt ook niet samen met het einde der tijden, of met het hiernamaals. “De komst van het Rijk Gods kan je niet waarnemen”, zegt Jezus, “want het Rijk Gods is midden onder u.”
En zo probeert Lucas een eigen antwoord te geven op het toenmalige probleem van de uitblijvende parousie. De eerste generatie christenen verwachtte namelijk dat de wederkomst van Christus nabij zou zijn, en hen ‘als een dief in de nacht’ zou overvallen. Maar sindsdien zijn er vele christenen overleden, zonder de bazuinen van het laatste oordeel te hebben gehoord.
De evangelielezing van vandaag lijkt hierop te zinspelen. De prediking van Johannes de Doper is te begrijpen tegen de achtergrond van de gespannen apocalyptisch-eschatologische verwachting van zijn dagen. Na eeuwen van verdrukking door vreemde mogendheden, keek het joodse volk verlangend uit naar de ‘dag van de Heer’: een ingreep Gods in de geschiedenis die een einde maakt aan het lijden, en de aanvang vormt van het Koninkrijk Gods. Verschillende groepen, zoals de Farizeeën en Essenen, probeerden zich op die dag voor te bereiden om zo tot de rechtvaardigen te behoren. En dit lijkt ook te gelden voor de tijd tussen Hemelvaart en Christus’ wederkomst. Want, zo lijkt Lucas’ boodschap hier te zijn: keer je leven om, bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht, en oneffen paden vlak. Breng aldus - door middel van je woorden en daden, doen en laten - het Rijk Gods in deze wereld zichtbaar. Met vallen en opstaan, alsook binnen je eigen concrete leefsituatie.
Eén op het eerste gezicht eenvoudige oproep. Maar, is het wel zo eenvoudig? Keren wij ons leven om? Bereiden wij in ons dagelijks leven de weg van de Heer? En zo ja, hoe en waar proberen wij dit vorm te geven? Thuis? Op het werk? Het is eerder gezegd dan gedaan. Wij leven in onduidelijke en onzekere tijden. In tijden van lockdowns en besmettingen, en we weten niet hoe lang het allemaal nog gaat duren. De rek begint er hier en daar wel een beetje uit te raken. Oké, er zijn altijd mensen - om het met de woorden uit de persconferentie van de Hoofdpiet te spreken - zoals de familie Jansen, die al na één cadeautje staan te dansen. Maar anderzijds zijn er ook mensen die helemaal geen cadeautje willen, omdat zij niet weten wat er in zit.
En dan horen wij twee schriftlezingen. Lezingen die woorden van hoop, steun en troost spreken. Lezingen die aangeven dat God met ons mee zal trekken, en ons nooit alleen zal laten. Lezingen die ons ook oproepen om ons leven om te keren, de weg van de Heer te bereiden, en zijn paden recht te maken. Want alleen door onze woorden en daden, doen en laten maken wij het Rijk Gods in onze samenleving zichtbaar. Maken wij, als individu en als gemeenschap, het Rijk Gods meer concreet. Want alleen samen krijgen we cadeautje op pakjesavond. Amen.
1e lezing: Baruch 5, 1-9; 2e lezing: Fil. 1, 3-6. 8-11; evangelie: Lucas 3, 1-6
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, Herodes gouveneur van Galilea, diens broeder Filippus gouveneur van het gewest Iturea en Trachonitus, en Lysanias gouveneur van Abilene; Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap/ Toen kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. Daarop begon hij in heel de streek rond de Jordaan op te treden en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden, zoals staat in het boek der godsspraken van de profeet Jesaja: Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. En heel de mensheid zal Gods redding zien.