Een tijdje geleden bezorgde mijn jongste zus mij een mooie gedachte die bij gebleven is. Ik citeer: “Als je naar een foto kijkt, zie je nooit te fotograaf en toch is hij er. Ook al weet je meestal niet wie hij is en wat hij wil, zijn foto’s alleen reeds vertellen veel van hem. Zo zie je ook nooit de Schepper, wanneer je naar de wereld kijkt. Meestal denk je zelfs niet eens aan Hem die het al geschapen heeft. En toch, als je echt toekijkt, zie je Hem in zoveel goede mensen.” Iemand die er wel aan dacht was Neil Armstrong die bij de terugreis naar de aarde vanuit de Apollocapsule voor heel de wereld het bekende scheppingsverhaal voorlas. Een overbekend verhaal dat toen op een geloofsbelijdenis leek. Een ode die in al haar eenvoud meer zei dan welke theologische uitspraak ook. Zo is het met alle geheimen: met de liefde, het verdriet, de vreugde. Wij hebben er geen woorden voor. Zo ook met de Drie-ene God. Met veel verbeelding hebben mensen gezocht om hun geloof in Hem uit te drukken. Want wie over God spreekt, raakt de kern van zichzelf en van heel de wereld aan. We kunnen God met alle namen benoemen, God blijkt telkens opnieuw groter. Want “ nooit – aldus Johannes - heeft iemand God gezien” (1 Joh 4,14). Hij is en blijft altijd groter dan ons hart en ons verstand. Daarom gebruiken we beelden, want naar beelden kunnen we kijken, in beelden zien en herkennen we iets van Hem. We worden door beelden en liederen op een heel persoonlijke aangesproken. Ze zijn rijk en suggestief en veelal ook meerzinnig.
Hét beeld bij uitstek voor de Drie-eenheid is zeker deze Drievuldigheidsicoon van de hand van Andrei Roebljov. Drie personen die, gezeten aan het offeraltaar zonder ophouden de hemelse eucharistie vieren. Elk van hen geeft zich volledig over aan de ander en samen vormen ze een ronde van gastvrijheid, van openheid, een ronde van liefde, maar niet gesloten, want vooraan is de band open opdat wie er bij bidt, deel maag hebben aan deze goddelijke liefde. Want uit mededeelzame liefde heeft God zich een wereld geschapen. Uit liefde voor deze mensenwereld zond Hij zijn enige Zoon die, stervend aan het kruis, zijn Geest aan hen die Hij achterliet. stervend aan het kruis zijn Geest aan ons geschonken. die uit liefde voor ons is gestorven aan een kruis. Stervend aan het kruis gaf Jezus zijn Geest. Zo is de cirkel rond maar tegelijk ook open naar ieder mens van goede wil.
Omdat deze icoon echter voor mij te veel betekenislagen bezit en ik mij daarin te klein en te onbekwaam voel gebruik ik een heel eenvoudig beeld dat gemakkelijk te onthouden is. Op basis van een gebed van de H. Patrick van Ierland sta ik stil bij die vormen waarin de drie-ene God zich geopenbaard heeft tot op vandaag. God als Vader die vóór me uitgaat. God als Zoon en broeder die naast mij meegaat. En God als Geest die in mij leeft. God, met andere woorden, die herken in de heilsgeschiedenis én die ik steeds meer kan aanwijzen in mijn eigen leven. Het is de weg die God gaat van buiten naar binnen, van openbaring naar inwoning. Onze menselijke weg van zoeken en vinden naar zien en geloven.
* God gaat vóór mij uit.
Ik ben er, ik leef dankzij Hem. Ik ben door Hem gewild, nog voordat ik verwekt werd Hij zal ook na mij zijn, zonder dat ik erom gevraagd heb. Ik besta, ik leef omdat ik tot in het diepste van mijn wezen bemind word door God. Hij hield reeds van mij, voordat ikzelf liefdesbekwaam werd. Het klinkt heel mooi, maar het is een ontzettend gewaagde uitspraak want er is zoveel in de schepping dat God juist niét gewild heeft. Maar Hij laat zijn gekwelde schepselen niet aan hun lot over. Hij is de barmhartige en meelijdende God. Die ooit zijn volk voorging in de woestijn (Ex 34,8): ’s nachts in een vuurzuil en overdag in een rookkolom. En net vóór Hij het beloofde land in bezit gaf zijn levenswet. “Ik houd u vandaag leven en geluk voor” heeft Hij gezegd, “maar ook dood en ongeluk.” “Leven en dood houd ik u voor, kies voor het leven” (Dt 30,15.19).
* God die naast mij meegaat.
Ondanks alle ontrouw liet God zijn volk niet over aan het lot. Hij kwam zélf in de wereld die Hij geschapen had, alles mee te maken wat mensen kan overkomen. Omwille van de vele kruisen die op onze aarde staan. heeft Hij er zelf een gedragen. Hij is de levende God die – met aldus het Johannesevangelie – “zichzelf gaf opdat ieder die gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Joh 3,16). Dé plaats bij uitstek waar God zich als de Drie-Ene openbaarde is dan ook het kruis op Golgotha. Aan dat kruis hangend, horen wij Gods Zoon tot zijn Vader bidden: “In uw handen, Heer, beveel Ik mijn Geest.” (Joh 19,30): de drie Personen die op dat unieke moment van de geschiedenis overgaan in elkaar.
* God in mij.
Het sterkst en tegelijk ook het meest onzichtbaar leeft God in het diepste van het menselijke hart. Het is ook God die hier en nu leeft in de krachtige tekenen van de sacramenten. Straks bijvoorbeeld in het Lichaam van Christus dat wij zullen ontvangen om vanuit die kracht zelf Lichaam van Christus te zijn in de wereld. Maar Hij woont ook diep in het hart van de mensen die tot Hem ‘Abba, Vader’, het Onze Vader bidden. Het is de Geest die zich vinden laat in vreugde, in vrede, geduld, in vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen en zachtmoedigheid. Kiezen voor het leven groeit dan tot: kiezen voor de liefde.
Leven vanuit de Drie-eenheid drukte de Brabantse mysticus Jan Van Ruusbroeck heel kernachtig uit in die ene zin: “Ut Gode intu Gode”. Eenmaal werden wij uit God geboren, zijn wij naar zijn beeld geschapen. Wij leven hier op aarde in navolging van zijn Zoon, en wij zijn voorbestemd om in zijn Geest zo sterk op Hem te gaan lijken dat God zijn intrek in ons neemt en wij in zijn Liefde leven. Het is eenzelfde cirkelbeweging die wij maken als in de Drievuldigheidsicoon: vanuit de Vader naar de Zoon, en in diens Geest opnieuw naar de Vader.
1e lezing: Exodus 34, 4b-6, 8-9; 2e lezing: 2 Kor. 13, 11-13; evangelie: Johannes 3, 16-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot Nikodemus: ‘Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. 17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. 18 Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren zoon van God.’