Net als die rijke man uit de gelijkenis die Jezus voorhield gaat het bij velen onder ons voor de wind. Materieel gezien hebben we alles wat we maar kunnen wensen en onze toekomst voelt veilig dankzij de nodige afgesloten verzekeringen. Zij die in de bloei van hun jaren leven hebben weinig gevaren te vrezen en kunnen naar eigen zeggen alles aan. Wie ouder wordt en met vallen en opstaan van het leven geleerd heeft weet dat die toekomst niet zo zeker is en al te bruusk kan eindigen. Des te harder komt het bij jong mensen aan wanneer op een ongelegen moment horen dat ze aan een levensbedreigende kwaal lijden. Een verdikt dat in een mum van tijd een onomkeerbare streep trekt door elle toekomstplannen. Als een ter dood veroordeelde worstellen onafgebroken met de vraag naar de zin van het leven, naar de zin van hún verder leven. “Niets is voor eeuwig” zei onlangs iemand tegen mij “want alles is slechts van tijdelijke aard is.” Ook hij had een tijd geleden die onomkeerbare diagnose moeten slikken en zag hij zich uiteindelijk willens nillens overgegeven aan zijn lot. En hij voegde er zonder aarzelen aan toe: “Ook al is alles eindig, wat in mijn ogen echter wel belangrijk is is het gevoel van verantwoording. Ik kan op een bepaald moment – zoals momenteel – aan alles lak hebben zo zit mijn leven niet in elkaar. Aangegane beloften en verantwoordelijkheden zal ik tot op het laatste moment nakomen. Maar boven dit alles is mij nu heel duidelijk geworden: ‘Geniet van de dingen van elke dag. Geniet van wat je zonder erg doet. Geniet van al wat zo vanzelfsprekend is en waar je achteloos aan voorbijgaat.’
Dierbaren, het zijn woorden die op de huid van het boek Prediker zijn geschreven. Want wat is de zin van al ons ploeteren en zwoegen? Net als velen onder ons worstelt hij met de zin van de overvloed, van de welvaart. Lucht en leegte, noemt hij dat. Alles vervaagt als de lucht, zegt hij.
Op zoek gegaan om alles te doorgronden en om de nodige wijsheid op te doen, vraagt hij zich af waartoe het allemaal dient? Wanneer de dood in beeld komt, is het voor de mens afgelopen. Niets van dat alles neemt hij mee het graf in. Zijn dood mag dan ontzettend veel pijn en verdriet wekken Het is ijle lucht, want In het beste geval er enkel nog een herinnering over. Mensen met depressieve neigingen zullen bij Prediker voldoende bevestiging vinden maar aan wie het boek helemáál leest, wordt ook lucht en zuurstof gegeven. Heel nuchter aanvaardt hij het leven met zijn niet te vatten redelijkheid. Alles in de natuur verloopt volgens plan. Wij worden geboren en sterven enkele tijd later. Net als gras, de wind waait en we zijn verdwenen (Ps 103). En ondertussen leven wij ons leven naar eigen goeddunken. Steek daarom niet alle energie in het ‘hoe’ en het ‘waarom’, maar lééf, zegt Prediker. Geniet van het leven want vóór je het weet is het afgelopen. “Geniet van wat je met zwoegen hebt bereikt, want ook dat”, zegt hij met nadruk, “komt uit de hand van God.”
In een tijd dat alles maakbaar is, dat alles mogelijk is en dus moet kunnen, in een tijd waarin we alles kunnen bewijzen en verifiëren beukt de gedachtegang van Prediker behoorlijk tegen de werkelijkheid. Want terwijl we aan het plannen gaan en de toekomst met beide handen aanpakken, verleren we de kunst van de verwondering. We hebben geen oog meer voor de opkomende en dalende zon, de rijkdom van de natuur en het spel van de seizoenen. We eten aardbeien in hartje winter en schaatsen op het ijs midden in de woestijn. En samen met onze verwondering verdwijnt ook de ontvankelijkheid De verwondering en bewondering voor het geheim van wat leven is. Leven wordt overleven, overheersen, bezit nemen van en genieten wordt pakken wat voor het grijpen ligt.
Als een goede joodse leerling zal Jezus de wijsheid van Prediker gekend hebben. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze gedachtegang doorklinkt in de parabel die we zojuist in het evangelie hebben gehoord. De rijke boer bouwt een grotere schuur om er heel de oogst in te zamelen en daarmee zijn toekomst veilig te stellen. En dan confronteert God deze bedachtzame man met de vraag: ‘Heb je er wel eens aan gedacht dat de toekomst niet jouw bezit is. Je kunt je schuren wel volstouwen, maar daarmee is je toekomst niet veilig.’ De toekomst is niet onze eigendom, het wordt ons allemaal gegeven. Vertaald naar onze tijd toe klinkt Gods boodschap; Om je ontvankelijk te maken voor de toekomst, om je te openen voor wat je gegeven wordt, is het nodig er zorg voor te dragen dat je in het bezit komt van wat eeuwigheidswaarde heeft. Het zijn dan ook geen materiële schatten, geen drukke bezigheden die ons te doen staan maar schatten die onze toekomst transformeren in een toekomst van God. Concreet betekent dit: doen wat gedaan moet worden in de ogen van God. Dat is toekomst geven aan wie geen toekomst hebben Omdat wij dusdanig de wereld hebben uitgebouwd. Dat is je bezit delen en uitdelen in plaats van verzamelen en oppotten. Dat is, met de woorden van de man die ik ontmoette, Je verantwoordelijkheid als mens en als christen tot het allerlaatste moment opnemen. En in dat alles weet hebben van de zon die opkomt en weer ondergaat, van de wind die waait en draait, van de rivieren die weer naar de zee stromen, van de generaties die komen en van de generaties die gaan. Dat is weet hebben dat ons leven gegeven is en dat we dit leven met elkaar mogen delen. Dat is weet hebben van God Die de zon laat opgaan en het laat regenen voor goeden en kwaden God, die ons allen toekomst geeft.
Ik kan niet beter eindigen dan met het gebed waarmee we deze viering hebben geopend:
God,
Gij ziet de toekomst
en Gij voorziet in wat we nodig hebben.
Gij kent ons bij naam
en Gij zorgt voor ons, altijd.
Wij vragen U om de wijsheid
die meer is dan goud,
om de schat die niet vergaat,
om de kostbare parel van het evangelie,
het koninkrijk van Jezus, uw Zoon en onze Heer.
1e lezing: Prediker 1, 2; 2, 21-23; 2e lezing: Kol. 3, 1-5.9-11; evangelie: Lucas 12, 13-21.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei iemand uit het volk tegen Jezus: ‘Meester, zeg aan mijn broer, dat hij de erfenis met mij deelt.’ Maar Jezus antwoordde hem: ‘Man, wie heeft Mij over u beiden tot rechter of bemiddelaar aangesteld?’ En Hij sprak tot hem: ‘Pas op en wacht u voor alle hebzucht! Want geen enkel bezit, al is dit nog zo overvloedig, kan uw leven veilig stellen.’ Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het land van een rijk man had een grote oogst op geleverd. Daarom overlegde deze bij zichzelf: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn oogst te bergen. En hij zei: Dit ga ik doen: ik breek mijn schuren af en bouw grotere: daarin zal ik dan heel mijn rijkdom aan koren bergen. Dan zal ik tot mij zelf zeggen: Man, je hebt een grote rijkdom liggen, voor lange jaren, rust nu uit eet en drink en geniet ervan! Maar God sprak tot hem: Dwaas! Nog deze nacht komt men je leven van je opeisen; en al die voorzieningen die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan? Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’