Broeders en zusters, Pasen! We vieren vandaag de verrijzenis van Jezus uit de dood. Een geweldig groot mysterie. Wat vieren we eigenlijk? Deze vraag is van belang omdat Paulus zegt dat zonder de verrijzenis ons geloof waardeloos is. Toen dezelfde Paulus in Athene op de Areopagus stond en daar de verrijzenis van Jezus verkondigde werd hij uitgelachen. En die lach is nog steeds niet uitgestorven in onze wereld van vandaag. Een dode die uit de dood opstaat? Als een rationalist kun je er alleen maar om hoofdschuddend om lachen.
Die Grieken op de Areopagus wisten heel goed wat Paulus bedoelde, toen hij het woord verrijzenis in de mond nam. In veel religieuze stromingen van die dagen geloofde men immers dat de doden na hun dood zouden verrijzen en verder leven in een onderwereld (de Hades), of de Sjoel (Joden) of zelfs het paradijs. Aan het kruis beloofde Jezus aan de goede moordenaar: ‘vandaag nog zul je met mij zijn in het paradijs’. Het leven na de dood was dus niet zo problematisch en daarom werd Paulus ook niet uitgelachen. Ook in onze dagen geloven – zelfs niet kerkelijke mensen – in een leven na de dood. Hoe dat er ook uit mag zien.
Waarom werd Paulus dan uitgelachen? De verrijzenis van Jezus is om met de Engelse theoloog N. T. Wright te spreken, ‘een leven, na een leven uit de dood’. Met een nieuw, verheerlijkt lichaam is Jezus uit de dood, uit de onderwereld, opgestaan. Het is een totale nieuwe schepping waarin Jezus met een nieuw, verheerlijkt lichaam leeft, in een nieuwe tijd en ruimte. Jezus verrijzenis is het begin van de nieuwe schepping. De eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Het was om die visie op de nieuwe werkelijkheid als gevolg van de opstanding van Jezus, om de nieuwe schepping, dat Paulus werd uitgelachen. Want als dat waar is, kijk dan eens goed om je heen. Waarom dan nog zoveel leed en ellende?
Pasen is de revolutie van de nieuwe schepping die doorbreekt in onze tijd. De evangelist Johannes is daar heilig van overtuigd. Hij laat het Paasevangelie beginnen met de woorden: ‘op de eerste dag van de week’. Hier begint een nieuwe schepping. Het donker, de chaos van Goede Vrijdag, wordt verdreven door het nieuwe licht van de nieuwe schepping. Jezus verschijnt als de Nieuwe Adam, de Nieuwe Mens die in een geheel nieuwe relatie staat tot God en de schepping. Het Paasverhaal speelt zich bij Johannes niet voor niets in een tuin af.
Nu klinkt dat wellicht allemaal ingewikkeld voor gewone mensen die wij zijn. Om het duidelijker te maken is het goed om naar de paaskaars hier in ons midden te kijken. Ieder jaar opnieuw begint de Paaswake met de zegening van het nieuwe vuur en de paaskaars. Op die kaars staan altijd de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet: alfa en omega, begin en einde. Tussen begin en einde staat het kruis, een leeg kruis zonder gekruisigde. Het kruis en de verrijzenis in een. In het midden van het begin en het einde is er door de dood en de verrijzenis van Jezus iets nieuws gebeurd, een nieuwe schepping aangebroken. Die nieuwe schepping is er reeds nu. Vandaar het jaartal waarin wij nu vandaag leven.
Dankzij ons doopsel hebben wij reeds deel aan dat nieuwe leven, aan die nieuwe schepping. Jezus leeft in de werkelijkheid van mijn/uw leven! Het vraagt van ons om een nieuwe wijze van zien en geloven. In de werkelijkheid van iedere dag moeten wij zien dat Jezus leeft. Daar waar we rechtvaardigheid zien, schoonheid en waarheid, daar waar we goedheid en liefde zien daar mogen we zien en geloven dat het nieuwe leven zichtbaar wordt, dat het rijk Gods zich een baan breekt. Dat is de blijde boodschap van Pasen. Dat is het leven na het leven na de dood.
1e lezing: Handelingen 10, 34a. 37-43; 2e lezing: Kolossenzen 3, 1-4; evangelie: Johannes 20, 1-9
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salome welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen. Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. Ze zeiden tot elkaar: ‘Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?’ Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot. Binnengekomen in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad. Maar hij sprak tot haar: ‘Schrikt niet, Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had. Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.’