Eenmaal om de drie jaar luisteren we naar de mijmeringen van Prediker. Ook al is dit boek 2300 jaar geleden geschreven de boodschap blijft nog altijd relevant en herkenbaar voor onze tijd. Herkenbaar omdat Prediker telkens op deze levensvraag terugkomt: ‘Wat is de zin van al mijn zwoegen en ploeteren?‘ Een verzuchting die we daarnet ook in Psalm 90 hoorden en die Jezus in een gelijkenis heel beeldend aantoont. Helaas moeten we het om de drie jaar stellen met een verknipte Prediker. Zo hoorden we het tweede vers uit het eerste hoofdstuk, de aanhef dus van het boek Prediker. Vervolgens hebben we maar liefst 28 verzen overgeslagen, om ergens in hoofdstuk twee nog een aantal verzen te lezen. Kort samengevat: Alles is ijl, is lucht en leegte. En het leven is een zucht. En dan begint – voor ons is dit weggelaten – zijn mijmering pas echt. Generaties komen, generaties gaan, de zon komt op, de zon gaat onder, de wind waait en draait, de rivieren keren terug naar de zee. Wat er was, zal altijd weer zijn, wat is gedaan zal altijd weer gedaan worden. Iets nieuws onder de zon? Nee hoor, het was er al lang. Alles komt en gaat en is even snel weer vergeten.
Bij die gedachten blijft het niet want Prediker bekent dat hij ernstig op zoek is gegaan om dit alles te doorgronden. Elke vorm van wijsheid heeft hij onderzocht. En op die zoektocht heeft hij veel mensenkennis en levenswijsheid opgedaan, om dan te besluiten dat alle wijsheid en opgedane kennis lucht en leegte zijn. De mens heeft paleizen gebouwd, wijngaarden geplant, tuinen en parken aangelegd, hij heeft zich verrijkt met veel bezit en heeft in alle toonaarden van het leven genoten. Maar wat stelt het voor? Waartoe dient dat allemaal? Eenmaal de dood er aankomt, is het voor de mens afgelopen. Niets van dat alles neemt hij mee in zijn graf.
Het klinkt als de woorden van een doorgewinterde zwartkijker. Wie heel het boek Prediker leest, komt evenwel tot de ontdekking dat er allerminst sprake is van een depressieve kijk op het leven. Want eerlijk gezegd, we kunnen ons herkennen in zijn visie. De dingen gaan immers zoals ze gaan. Wij worden geboren en sterven weer. De mens is als het gras, dan waait de wind en hij is verdwenen, zegt psalm 103. En niemand weet nog van hem. En daar komt zijn wezenlijke vraag op de proppen: hóe leven wij ons leven? ‘Geniet van het leven’ zo luidt zijn antwoord ‘want voor je het allemaal goed en wel beseft, is het afgelopen’. Doe lekker je ding, zorg goed voor jezelf en geniet van je leven. Pluk de dag. Is dit de echte zin van het leven? Ja, geniet! Máár geniet met mate, houdt Prediker ons voor. Dat wil zeggen: plaats je leven in het juiste perspectief. In een tijd waarin alles draait om de maakbaarheid - want alles moet kunnen – verliezen we het oog voor de opkomende en dalende zon, voor de rijkdom én de kwetsbaarheid van de natuur, voor het spel van de seizoenen. En met deze verwondering verdwijnt ook de ontvankelijkheid vaar het geheimenisvolle van ons geschonken leven. Daarmee samenhangend verdwijnt het gevoel van dankbaarheid dat zegt dat alles wat wij zijn of hebben een gave is, dat niets ons eigenste bezit is. En zo verschrompelt, verdort het echte leven. Verlangen is onbestaande, want: “ I want it all, I want it now, I want it immediately (Queen).
Als een goede joodse leerling zal Jezus ongetwijfeld de wijsheid van Prediker gekend hebben. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat deze gedachtegang doorklinkt in de parabel die we zojuist in het evangelie hebben gehoord. Hij laat ons voelen hoe het uiteindelijk met ieder van ons zal vergaan wanneer we leven zoals die rijke man. Wie opgaat in het maken van steeds grotere plannen voor de toekomst komt steeds minder toe aan de noodzakelijke rust en vooral aan het dankbaar genieten wat je te beurt valt, wat je ontvangt. Wie uit is op verzamelen om steeds meer te hebben, denkt er niet zo vlug meer aan dat dit alles hem of haar gegeven is en dat het je al even vlug kan ontvallen. En wie enkel maar voor zichzelf verzamelt en bijeengaart vergeet dat al dat bezit misschien in handen komt van mensen aan wie hij beter al zijn krachten had gewijd. Het gaat Jezus of Lucas niet zozeer om de sociaal-morele boodschap dan wel om de geestelijke armoede waaraan we – zeker ook in deze tijd – lijden ten gevolge van de materiële rijkdom. Want hebzucht houdt de mens van jong tot oud in de greep van een materieel en zelfgenoegzaam bestaan. De zucht naar steeds meer fixeert een mens dusdanig op zichzelf dat hij de ander niet meer ziet, letterlijk zelfs de ander soms wegduwt. Erger nog is dat de mens blind wordt voor andere dan materiële waarden. Dat het leven niet van hem komt en niet van hem is. Wellicht is dat de kern van Jezus’ boodschap dat aan de zucht om steeds meer te willen hebben het leven zelf aan de mens ontglipt. Hij leeft niet meer, hij wordt geleefd. Omgekeerd gezegd: alles wat je hebt, alles wat je bent, dat is er dankzij een ander. Je hebt er zelf geen greep op, want het kan je tegen beter weten in, ontnomen worden. Zonder dat wij dit beseffen reikt de draagwijdte van deze boodschap heel ver. Alles wat wij weten, wat we zeggen, wat we met alle stelligheid beweren, dat komt van een ander. Hij is niet van mij, van jou, en het is zeker ons bezit niet.
Deze boodschap van Jezus vind ik het kort maar krachtig verwoord in het gebed waarmee we vandaag de viering hebben geopend: “God, Gij ziet de toekomst en Gij voorziet in wat we nodig hebben. Gij kent ons bij naam en Gij zorgt voor ons, altijd. Wij vragen U om de wijsheid die meer is dan goud, om de schat die niet vergaat, om de kostbare parel van het evangelie, het koninkrijk van uw Zoon, Jezus onze Heer.”