Broeders en zusters, vandaag nodigt de kerk ons uit ons te bezinnen over de waarde van een christelijk huisgezin. De naam van dit feest spreekt al over waar het om gaat. Jezus is niet alleen Zoon van God maar ook een mensenkind. Zoals in de afgelopen kerstpreek al is gezegd: God is niet gekomen als almachtige heerser onder de mensen, maar als een kwetsbaar kindje. Om naar volwassenheid te groeien had Jezus de hulp en bijstand van zijn ouders nodig. Zonder die liefdevolle hulp en bijstand was Hij als kind verloren geweest. Zo kennen wij meteen de onvervangbare waarde van een gezin als de plaats waar kinderen naar volwassenheid groeien, waar mensen zichzelf mogen en kunnen zijn, waar samen gelachen en gehuild wordt, waar gepraat en geluisterd wordt, vooral waar veel liefde leeft. Kortom, waar levenswijsheid doorgegeven wordt.
Hoe onvervangbaar het gezin is, hoorden we al direct in de eerste lezing. Ik citeer: ‘Heer God, wat baten mij uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos’. Dat zijn klaagwoorden die Abraham richt tot God. Wat kan Abraham met die grote beloning nog doen als hij niemand heeft om ze aan door te geven? Abraham en Sara ervaren pas de zin van het leven wanneer zij, ondanks haar hoge leeftijd, toch van een zoon bevalt. In het evangelie, met een andere klank, ziet er nog sterker uit: hoe die gelukkige ouders hun kind aan God willen opdragen. De vrome Simeon, die door de Geest gedreven om naar de tempel te komen, spreekt daarbij zeer lovende woorden uit over kindje Jezus. Simeon noemt het als ‘de Redding, die God voor alle volkeren heeft bereid’, ‘een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor het volk Israel’. Redding, licht, eer: dat zijn ongelooflijk verheffende woorden die iedere ouder alleen maar diep gelukkig zouden kunnen maken. Geen vrees voor de toekomst, alleen maar blijdschap en rustige vreugde om al het geluk dat hun kind, en ook henzelf, te wachten staat.
Het gezin speelt heel belangrijke rol zowel binnen de kerk alsook binnen de maatschappij. In zijn pastorale document ‘Amoris laetitia’ beschrijft Paus Franciscus waarom huwelijk en gezin van zo onschatbare waarde zijn en waarom de Kerk ook daar altijd zoveel belang aan heeft gehecht. Daar onderstreept hij de urgentie van het christelijk huwelijk als sacrament. Hoewel het gezin onvolmaakt is, blijft het als sacrament een zichtbaar teken, als een icoon van Gods liefde en trouw. Het gezin is allereerste de plaats, waar mensen leren wat leven is en vooral wat samenleven is. Daarom is het gezinsleven zo belangrijk voor heel de samenleving. Het gezin van Nazareth, die wij vandaag gedenken, is helemaal geen gezin dat onbereikbaar ver boven ons uitstijgt. Nee, het is ook een gezin zoals de onze. Een gezin dat met vallen en opstaan door het leven gaat. Een gezin met mooie en gelukkige, maar ook met bange dagen. Dit gezin kent zowel dagen van geluk als dagen van angst, pijn en verdriet. Juist daardoor kunnen wij onszelf aan hen spiegelen. Misschien zijn wij er ons niet van bewust, maar dankzij ons geloof in Jezus, kunnen wij ons - buiten ons eigen gezin en onze familie - met elkaar verbinden.
Dankzij moderne technologie en ten gevolge van moderniteit zien we nu meer dan ooit tevoren wat er gebeurt wanneer die liefdevolle ouderlijke hulp ontbreekt. In veel steden over de wereld, zien we kinderen die op straat of onder bruggen of op vuilnisbelten wonen. Ze moeten leven van wat ze krijgen, bedelen of stelen. Ze weten niet eens wat liefde en tederheid is. Ze weten niet wat zorg is. Ze weten ook niet bij wie ze hun problemen terecht kunnen komen. Kinderen zonder huis, zonder thuis, zonder ouders die naar hen omzien en zonder toekomst. Ze zijn geboren alleen om honger te lijden, om geslagen en vernederd te worden en om te sterven. Gezinnen moeten soms door moeilijke tijden gaan. Gaan ouders uit elkaar, dan ontstaan nieuwe samengestelde gezinnen en echtscheidingen worden vechtscheidingen. Uiteindelijk zijn ze single- of co-ouderschap of nog andere benamingen van nieuwe gezinsvormen geworden. Het lijkt wel dat de traditionele waarden van de familie niet meer vanzelfsprekend zijn, niet zo maar meer kunnen worden overdragen aan de volgende generatie. Het familiaal leven staat onder de druk vanwege voortdurende structuurverandering in de maatschappij. De veilige muur rond het gezin wordt afgebroken door allerlei omstandigheden. Het gezin, hoe dan ook, is nog steeds de hoeksteen van de maatschappij, de bevoorrechte plaats om echt mens te worden. Daar is men thuis. Daar kan men rustig opgroeien. Daar kan men zichzelf zijn. Daar weet men zich aanvaard, ondanks zijn tekorten. In het gezin kun je telkens weer tot adem komen als men gespannen thuiskomt van het werk. Daar moet men niets en mag alles. Het gezin is de plaats van geborgenheid in onze onherbergzame wereld. God, vader van alle mensen, wil dat wij als broers en zusters samen leven. Alles wat de wereld schokt aan ongerechtigheid en onvrede moet in elke familie zijn weerklank vinden als een oproep om van deze wereld een stad van vrede te maken, waarin het voor elke mens goed is te leven. Als er in de wereld nog iets overgebleven is van het aardse paradijs, dan moet dat terug te vinden zijn in een gezond familieleven, in een gelukkig gezin. In een gezin zoals dat van de heilige familie van Nazareth. Laten wij op dit feest er oprecht voor bidden en daar in woord en daden voor inzetten.
lezing: Gen. 15,1-6; 21,1-3; 2e lezing: Hebr. 11,8.11-12.17-19; evangelie: Lucas 2,22-40
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen de tijd aanbrak, waarop zij volgens de Wet van Mozes gereinigd moesten worden, brachten zij het kind naar Jeruzalem om het aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: Elke eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toe geheiligd, en om volgens de bepaling van de Wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte en de heilige Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de heilige Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het kind Jezus daar binnenbrachten, om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: ‘Uw dienaar laat gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat Gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël.’ Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: ‘Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord,’ Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuel uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard en na haar jeugd had zij zeven jaren met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam zij naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazareth terug. Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.