Broeders en zusters, Jezus gaat ons verlaten. Ik liep wat te dwalen met deze gedachte en besprak het met een medebroeder die teruggaf: “Het is een mysterie: niet meer en niet minder.” Het antwoord wil ik nu er niet onderuithalen, maar het was niet bevredigend genoeg voor mij. Wat is zo mysterieus aan het feit dat iemand verdwijnt? Uiteraard, als het je geliefde is kan je daar je hele leven de pijn van het gemis bij voelen. Dat voelt rauw en zeker niet mysterieus. Maar heb ik dat ook bij Jezus die ik wel mag ervaren, maar nooit in levende wijze heb ontmoet? Niet echt toch? En tegelijkertijd is het ook niet het verhaal van iemand die een pakje sigaretten gaat halen en nooit meer terugkomt.
Maar wat dan wel? Opeens drong de parallel met het begin van de wereld, de schepping aan mij op. Ik kreeg het gevoel dat ik in een tijdmachine werd gestopt en terug werd geschoten naar het allereerste begin. De aarde was woest en ledig en de Geest zweefde over die volstrekte verlatenheid. Er was er nog niets te zoeken en toch was het er zoals het altijd al was. Maar het was niet mooi.
Dus God begint de schepping, per scheppingsdag, en met de woorden: “Hij zag dat het goed was,” trekt God zich meer terug om steeds meer ruimte aan de mens te kunnen geven. Dat is zijn uiteindelijke doel. Op dag zes wordt de mens geschapen en krijgt hij alles in handen. God wordt onzichtbaar aanwezig in een stem om een optimale ruimte aan de mens te geven. Daarmee is niet gezegd dat de schepping af is. Het is aan de mens om voortdurend door te scheppen. Zoals wij naar het beeld en de gelijkenis van God zijn geschapen, worden wij uitgedaagd om mensen van beeld en gelijkenis te worden. God wordt heel bescheiden en stelt zich nederig op om de mens in zijn creatieve scheppende zijn niet voor de voeten te lopen en hem te laten groeien. Of dat we dat allemaal zo goed doen, laat ik in het midden.
Ik word weer een paar duizend jaar vooruit geschoten. De parallel met Hemelvaart zie ik in het verhaal dat Jezus in de laatste periode van zijn aardse bestaan ook zich steeds meer terugtrekt en … opeens aan het oog wordt onttrokken. We hadden enkele mysterieuze verschijningen. Maar we worden voorbereid op iets anders. Jezus schept net als zijn Vader alle ruimte om de levensweg die Hij deels met ons heeft afgelegd te vervolgen. Door op te stijgen geeft Hij ons de ruimte om te voltooien. Ook hierin komt de nederigheid van de schepper, van God de Vader terug.
In beide ultieme Godswerken speelt de Geest een bijzondere rol. Rondwarend in de schepping laat Hij ons de keuze om Hem in ons toe te laten. Gods’ respect voor de mens is onbeschrijflijk. Durven wij het als mens aan om in die leegte te stappen? We kunnen het aan. We kunnen de verantwoordelijkheid op ons nemen voor elkaar en voor de wereld. Die ruimte wordt ons namelijk geboden, die kracht is ons gegeven. Het wordt angstig als we daarbij God gaan vergeten en de Geest die ons kan voeden niet toelaten. We kunnen net als in het begin arrogant worden, omdat we niet meer inzien dat we de kracht hebben gekregen door en in God! Het is niet de bedoeling dat we op zijn stoel willen gaan zitten. Het is ook niet zo dat wij achterover moeten gaan leunen in afwachting van de wederkomst van Jezus. Dat is ons wel beloofd, maar Paulus waarschuwt al dat we niet onder een boom kunnen gaan zitten en in het niets doen afwachten. Ons scheppend werk gaat door.
Hemelvaart is eigenlijk het unieke moment van de menselijke volwassenwording. Het wordt moeilijk als wij onszelf niet toestaan in het overnemen van de verantwoordelijkheid en God gaan buiten sluiten en zijn plek over gaan nemen. Eén keer hebben we die ervaring al beleefd in de goddelijke tuin. Het zal ons weer overkomen als we God de rug toekeren en de Geest maar laten dwarrelen. Wij moeten onze eigen krachten niet onderschatten. Maar wat we wel doen, is dat we het vaak overschatten. Het is een cyclisch gebeuren in de relatie God en mens. De mens overschreeuwt zijn angsten en wendt zich af om vervolgens onderuit te gaan en dan pas tot inzicht te komen. In de geschiedenis waren er de profeten die ons waarschuwden en soms hardhandig tot de orde riepen. De relatie tussen God en de mens heeft een evolutie ondergaan. De autonomie van de mens is er en daarmee geeft God aan de mens de opdracht zijn gelijkenis te tonen. We mogen in dat proces falen, we mogen er naast zitten, mits we onszelf maar niet gaan ontkennen door God te ontkennen. Zijn we namelijk eenmaal zover dan gaat het niet goed met de mens. Dagelijks zien we de voorbeelden waartoe de mens in staat is als Hij zich aan God heeft ontworstelt en volstrekt zijn eigen gang gaat. Onvermoede angsten en wreedheden kunnen daardoor ruim baan krijgen en het animale in de mens losmaken. Dat is niet de bedoeling van God. God heeft zichzelf naar de aarde gezonden om aan de mens gelijk te worden en zijn leven mee te leiden. Hoe gelijkwaardig wil je het hebben? Laten we onze opdracht met elkaar proberen waar te maken: het vieren van het feest van onze volwassenwording in het geloof dat er altijd iemand is om ons op te vangen.
1e lezing: Handelingen 1, 1-11; 2e lezing: Hebr. 9, 24-28; 10, 19-23; evangelie: Lucas 24, 46-53
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Zo staat er geschreven: dat de Christus moest lijden en op de derde dag verrijzen uit de doden en dat in zijn naam bekering tot vergiffenis van de zonden gepredikt moet worden onder alle volken, te beginnen met Jeruzalem. Gij zijt getuigen hiervan Daarom zend Ik tot u wat door mijn Vader beloofd is; blijft dus in de stad, totdat gij uit den hoge met kracht zult zijn toegerust. Nu leidde Hij hen naar buiten tot bij Betanie, hief de handen omhoog en zegende hen. En terwijl Hij hen zegende, verwijderde Hij zich van hen en werd ten hemel opgenomen. Zij aanbaden Hem en keerden met grote blijdschap naar Jeruzalem terug. Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en verheerlijkten God.