Op verschillende plaatsen in het Evangelie komt Petrus in beeld als een apostel die ongenuanceerd en vierkant zijn gedacht zegt. Zonder blikken noch blozen komt hij ervoor uit wat hij denkt. Zo hoorden we vorige week hoe hij de eerste was om onomwonden te antwoorden op Jezus’ vraag: “Wie denken jullie dat Ik ben?”. “Gij? Gij zijt de Messias, de Zoon van de levende God.” Een geloofsbelijdenis om ‘u’ tegen te zeggen. En Jezus’ gelukwens aan het adres van Petrus is weliswaar nog niet koud
of vijf minuten later – in de evangelielezing van vandaag – gaat Petrus niet akkoord met Jezus’ voorspelling en klinkt het even voor de raap: “Gij, lijden? Sterven? Dat zal U nooit overkomen!”. De daarop volgende wel héél zware uitval van Jezus tegen Petrus doet vermoeden dat het vooruitzicht op het lijden en de dood ook voor Jezus een heel moeilijke voorspelling geweest is. Een raadsel dat Hem tot in het diepste van zijn ziel raakt. In Getsemane, net vóór zijn uitlevering, zal Jezus deze bijna onmogelijke consequentie uitspreken: “Vader, laat deze kelk aan mij voorbijgaan, maar toch, niet zoals ik wil, maar zoals Gij wilt.”(Mt 26,39)
Wat Petrus precies gezegd heeft weten we niet maar hij zal ongetwijfeld blijk gegeven hebben van een grote vriendschap en een sterke bezorgdheid om Jezus. Viermaal zal Jezus ten aanzien van zijn leerlingen kort na elkaar zijn nakende lijden, dood en verrijzenis voorspellen (Mt 16,21. 17,22v. 20,17-19 en 26,2). En net zoals vandaag in het Evangelie loopt Hij telkens tegen de weerstand en het onbegrip van zijn leerlingen aan. Voor Jezus de aanleiding om hen tot navolging op te roepen. Ook al wordt het niet vermeld, we mogen aannemen dat ook deze oproep om zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen, op weerstand vanwege de leerlingen zal stuiten. Wanneer we nu even al onze vrome gevoelens afleggen moeten we toegeven dat Jezus vreselijke dingen van zijn leerlingen eist. Ik kan me dan ook moeilijk voorstellen dat Jezus vraagt dat je jezelf naar beneden moet halen. Hij predikt geen zelfhaat, geen zelfvernietiging. Zelfverloochening is pas mogelijk en kan pas betekenis hebben wanneer iemand een gezonde zelfwaardering bezit en zichzelf respecteert. Wanneer we deze oproep horen in het licht van Jezus eigen kruisdood is ‘je kruis opnemen’ geen passief ondergaan van het noodlot maar gaat het om een bewuste daad. Geen blinde uitvoering van Gods wil, want God wil het lijden niet, zelfs niet een uiteindelijke keuze maar wél de harde consequentie van een levenskeuze. Een keuze om de liefde van God tot het uiterste overeind te houden, tegen alle weerstand in en tot in het bittere einde. We kennen voldoende voorbeelden van christenen die uit liefde voor God en voor zijn mensen uiteindelijk ook hardste consequentie hebben ondergaan. Ook zij werden, net als Jezus, bij het besef van de gevolgen van hun keuze tot in het diepste van hun ziel geraakt. Ook zij hebben menigmaal verzucht: ‘Moet ik deze kelk tot de laatste druppel drinken?’ Daarom verloochent Jezus zichzelf niet, wanneer Hij die weg gaat. Integendeel, Hij blijft juist trouw aan zichzelf en aan zijn roeping. Hij zoekt het lijden niet op én tegelijk gaat Hij het niet uit de weg. Zijn kruis opnemen, vraagt Jezus als navolging. Niet het kruis van de ander. Ieder moet zijn keuze maken, zijn verantwoordelijkheid opnemen. De grootheid van de mens is juist daarin gelegen dat hem de vrijheid is gegeven om te kiezen.
Maar dan horen we ook over zelfverloochening. Dat is uit jezelf treden naar de ander toe, je engageren. Niet op je zelf blijven staan, maar uitgaan naar die ander. Het is de beweging die Jezus steeds maakt naar mensen, en die Hij ons voor doet. Hoe Hij Gods liefde duidelijk maakt en voor leeft en daar tot op het bittere einde aan vasthoudt. Het is wat God zelf in Jezus doet: uit zichzelf treden en zich op leven en dood aan ons mensen-lot verbindt.
Zelfverloochening is, jezelf durven te verliezen aan het leven en het zo weten te behouden. Het blijft een wonderlijke en niet te vatten paradoxen. Wie het leven wil behouden, dat is de hand die vastgrijpt, de hand vastklampt en uiteindelijk verkrampt. Wie het leven verliest om Mij, dat is de hand die zich opent, de hand die durft te los laten, de hand die zich overgeeft, die blindelings vertrouwt. Niet om zichzelf, maar omwille van Hem die de liefde belichaamt.
Met deze twee beelden van de open en de gesloten hand Kunnen we de twee levenshoudingen uitdrukken. Jezus navolgen is steeds weer, met vallen en opstaan Deze levenslessen steeds meer begrijpen en zich steeds dieper toe-eigenen. Het is zien en geloven dat het geheim van het leven en de liefde in de open handen ligt waarmee wij mensen elkaar tegemoet treden. Het is zien en geloven dat de waarde en de zin van het leven te vinden is, waar mensen zich durven openen voor en naar elkaar toe: weerloos en kwetsbaar. Het is dan ook niet te verwonderen dat het ook in ons leven soms te zwaar kan worden om Jezus daarin te volgen. Waardevolle dingen vragen nu eenmaal moeite: zoals trouw zijn in een relatie, hoop bewaren bij een slepende ziekte, blijven geloven in de goedheid van mensen, vergiffenis schenken aan wie ons kwetste. Het zijn de kruisen, de consequenties van onze levenskeuze.
Moge het gebeuren dat ook wij op onze levensweg mensen ontmoeten zoals Simon van Cyrene, mensen die helpen ons kruis te dragen.
1e lezing: Jeremia 20, 7-9; 2e lezing: Romeinen 12, 1-2; evangelie: Matteüs 16, 21-27
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan; dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn op de derde dag zou verrijzen. Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: ‘Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag U nooit overkomen! Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: ‘Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot, want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.’ En daarna tot zijn leerlingen: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden. Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven? Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.