In de evangelielezing van vandaag horen we het bekende verhaal van Jezus’ omgang met de rijke belastingambtenaar Zacheüs. Als hoofdverantwoordelijke was hij misschien een beetje eenzaam. Onder de uiterlijke status en de rijkdom leefde diep in zijn hart toch een stukje verlangen naar iets anders en wel naar iets dieper. Daarom wilde hij weleens Jezus zien, waar hij al veel over gehoord. Misschien, broeders en zusters, herkennen wij bij Zacheüs iets van onszelf. Wij voelen soms iets van een verlangen naar dieper geluk zoals: acceptatie, wat warmte, vertrouwen, verbondenheid en rust. Die dag wilde Zacheüs een inspanning doen om in te gaan op zijn diepste verlangen. Hij klom in een boom met verwachting Jezus te zien en niet om zelf gezien te worden. Als Jezus daar langskomt, ziet hij Zacheüs in die boom. Blijkbaar blijft voor Jezus een mens niet verborgen, wanneer die mens Hem zoekt. Zacheüs wordt dan het geluk aangekondigd. “Zacheüs, kom vlucht naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn”, zegt Jezus. Het woord ‘vandaag’ is bij Lucas een speciale aankondiging dat het heil, het geluk geschiedt. En dat heil roept twee soorten reacties op: één van Zacheüs, die een belofte van bekering doet, en één van de omstanders, die van ergernis gaan morren. Zij morren in plaats van dat zij verheugd zouden moeten zijn, omdat iemand tot bekering komt. Zodoende blijven ze zelf degenen die bekering nodig hebben.
Als belastingambtenaar leefde Zacheüs er goed van, maar was in zijn situatie niet gelukkig. Toen hij hoorde dat Jezus voorbij kwam, wilde hij zien wie Jezus was. Zich bekeren? Daaraan had hij nog niet gedacht en daar gebeurde een wonder. Zacheüs biedt viervoudig vergoeding, terwijl volgens de Wet van Mozes slechts teruggave plus 20% nodig was. Alleen in geval van veediefstal was viervoudig herstel van de schade nodig. Dit verhaal toont ons hoe Jezus door zijn vertrouwen te schenken aan een geminacht mens, dit tot een bekering leidt. Jezus forceert niets. Integendeel, Hij straalt warmte uit, biedt vertrouwen aan en Jezus bereikt zijn doel. Volgens de eerste lezing ligt Gods Almacht juist in zijn barmhartigheid. Hij stelt straf uit en als God straf uitdeelt, dan doet Hij dat met mate om te waarschuwen waarbij het uiteindelijk bij bekering om gaat. God straft de zondaren niet direct-en-onmiddellijk. Integendeel, Hij geeft hen de tijd zich te verbeteren. Daaruit blijkt veel meer de grootsheid en de macht van God. In het evangelie zien we heel duidelijk, hoe Jezus in deze lijn staat: Jezus heeft de zondaars lief en hij schenkt ze vertrouwen waardoor ze tot bekering kunnen komen. Jezus was altijd op zoek naar de mensen die ‘op afstand staan’, zoals Zacheüs. Hij klimt in een boom, omdat hij belangstelling heeft. Hij wil Jezus zien en Jezus ziet hem. Jezus ontmoet Zacheüs en komt bij hem aan huis. Deze ontmoeting betekent een omkeer voor Zacheüs. Jezus wijst op de waardigheid, die Zacheüs bezit en in zich draagt. De vraag is nu: “Waar vinden wij onszelf terug in dit verhaal?” Zijn wij niet een beetje als Zacheüs, klein van gestalte, onder de maat, onzeker, teruggetrokken en verborgen? Of zijn we slechts als toeschouwer of buitenstaander? Zoals Zacheüs willen we ook graag steeds weer opnieuw onze post als toeschouwer opgeven: ‘kom uit de boom en ontvang de Heer met vreugde, omdat Hij ons komt te zoeken’. Proberen wij voor de naaste eens een teken van Gods liefde te zijn, door hem te accepteren, te waarderen, hem vertrouwen te durven geven; kortom in hem het goede te laten zien en hem te ontsluiten door een goed woord. Bevestig uw naaste en wij brengen hem tot leven.
Het is niet zo, dat Zacheüs zich eerst bekeert, eerst zijn schuld erkent en daarna het aanbod van Jezus' vriendschap krijgt, als een soort beloning achteraf. Nee, integendeel. God zelf neemt het initiatief. “Zacheüs, kom vlucht naar beneden, Ik wil bij jou te gast zijn”, zegt Jezus. Eerst biedt God ons Zijn vriendschap aan, onvoorwaardelijk en wat ons verleden ook is. De opvatting dat wij ons eerst zouden moeten bekeren en dan pas waardevol zijn om door God graag gezien te worden, klopt dus helemaal niet. Het is God zelf, die ons telkens opnieuw wil tonen, dat Hij ons het eerst bemint, onvoorwaardelijk.
Broeders en zusters, in ieder van ons zit waarschijnlijk ook de kleine mens als Zacheüs, die, ondanks alles wat er gebeurd is, toch steeds waardevol blijft om door God graag gezien te worden. Mogen wij Hem kennen als een zoekende God, die zijn schepselen liefde geeft en hen vergeeft. Laat onze zoektocht naar God niet blijven bij enkel een zondagse viering, een kaarsje aansteken en een schietgebedje. Laten wij proberen ons te spiegelen aan God en aan Jezus. Amen
1e lezing: Wijsheid 11, 23-12,2; 2e lezing: 2Tess. 1, 11-2,2; evangelie: Lucas 19, 1-10
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd ging Jezus Jericho en binnen. Terwijl Hij er doorheem trok poogde een zekere Zacheüs, hoofdambtenaar bij het tolwezen en een rijk man, te zien wie Jezus was. Maar het lukte hem niet vanwege de mensenmassa, want hij was klein van stuk. Daarom rende hij vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om Hem te zien te krijgen, want Hij zou daar voorbijkomen. Toen Jezus bij die plek kwam, keek Hij omhoog en zei tegen hem: `Zacheüs, kom vlug naar beneden; vandaag moet Ik in uw huis verblijven.' Hij kwam vlug naar beneden en ontving Hem met vreugde. Iedereen die het zag sprak er schande van. `Hij neemt zijn intrek bij een zondaar', zeiden ze. Zacheüs richtte zich tot de Heer. `Heer,' zei hij, `hierbij geef ik de helft van mijn bezit aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.' Jezus zei tegen hem: `Vandaag is er redding gekomen voor dit huis, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is.'