Wat moeten wij doen? Wat moet Nederland morgen en overmorgen bij de Dodenherdenking en Bevrijdingsdag doen? Hoe zullen wij, in deze crisistijd, 4 en 5 mei beleven? Wanneer morgen de koning en koningin, de minister-president, de burgemeester van Amsterdam, en de voorzitter van het Comité 4 en 5 mei op gepaste afstand achter elkaar lopen over een volstrekt lege Dam. Miljoenen kijkers de herdenking thuis op de televisie volgen, met vervolgens twee minuten stilte in een stille stad. Zal men, zullen wij, in deze minuten niet alleen aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog denken, maar ook aan al diegenen die in de afgelopen weken zijn gestorven?
En 5 mei? Hoe zullen wij dit jaar - een jubileumjaar, waarin wij 75 jaar vrijheid herdenken - Bevrijdingsdag vieren? Nu, door de maatregelingen rond het coronavirus, onze vrijheid van beweging beperkt is, de straten en pleinen leeg zijn, en de democratische grondbeginselen onder druk staan? Hoe gaan wij deze twee dagen beleven en ervaren? Wat moet Nederland, wat moeten wij doen?
“Wat moeten wij doen, mannen, broeders?”, vragen de toehoorders aan Petrus en de andere apostelen.
Het is Pinksteren. Door de kracht van de heilige Geest worden de leerlingen ware getuigen. Getuigen van de verrezen en levende Jezus Christus. Zij beginnen hier meteen mee, en richten zich tot de in Jeruzalem aanwezige Joden. De toespraak treft doel. Petrus heeft zijn toehoorders weten te overtuigen dat niet alleen Jezus de door God beloofde gezalfde is, maar ook dat zijn kruisdood - een straf voor godslasteraars en zware criminelen - een daad tegen God zelf is. Deze beschuldiging treft hen diep in het hart. Zij zijn verbijsterd. Met hun eigen daden worden zij geconfronteerd. Vanuit hun verbijstering vragen zij zich af wat hun nu te doen staat. “Wat moeten wij doen, mannen, broeders?”, vragen zij diep getroffen.
Petrus reageert hierop met een oproep: bekeer je, en laat je dopen in de naam van Jezus Christus. Wend je je af van zonde en dwalingen, keer om bij een foute richting, en ga een nieuwe weg in. Een totale verandering van denken en gezindheid. Een oude manier van denken en doen wordt achter gelaten, een nieuwe aangenomen.
Afstand nemen. Ja, dat klinkt mooi, maar van wat? Dat hangt voor een deel af van de concrete situatie. Voor de inwoners van Jeruzalem is dat hun verzet tegen God en zijn gezalfde. Voor de heidenen de onwetendheid die hen in hun religie gevangen houdt. Hiervan afstand nemen, om vervolgens een andere, nieuwe weg in te kunnen slaan: de doop in Jezus’ naam, de vergeving van de zonden, en het ontvangen van de heilige Geest. En wij, wat moeten wij dan doen?
“De schapen luisteren naar zijn stem”, aldus Jezus tot zijn toehoorders. “… En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen.”
In de evangelielezing van vandaag, vergelijkt Jezus zichzelf met een deur, met de deur van een schaapskooi. Hier moet men niet denken aan een overdekte stal, maar veeleer aan een plek in de open lucht dat door een aarden wal omringd is. In de wal is een opening uitgespaard, waardoor de schapen ’s avonds in, en ’s ochtends uit kunnen gaan. Een deur is er niet. De deurwachter, die ’s avonds de herder vervangt, plaatst zich in de opening en fungeert zo als deur. De volgende ochtend wordt hij door de herder afgelost, die de schapen onder zijn hand door naar buiten laat trekken, de wildernis in.
Zo ook in de lezing van vandaag. Want ook hierin komt de herder, na de altijd gevaarlijke nacht, op de deur af. De deurwachter doet open, en maakt plaats voor hem. Wanneer de herder zijn schapen naar buiten heeft geleid, gaat hij voor hen uit. Dit is opmerkelijk! Want terwijl wij altijd geneigd zijn te denken dat Jezus de schapen in de stal brengt, wordt hier gezegd dat hij hen naar buiten brengt: de wildernis in, het gevaar tegemoet. Ofschoon in de gelijkenis de schapen in de beslotenheid van de stal zijn, brengt de herder - als hij komt - hen juist naar buiten, het gevaar tegemoet. En de schapen? Zij volgen de herder, omdat zij zijn stem kennen.
Wat moeten wij doen? Ja, wat? Door de maatregelingen rond het coronavirus zullen wij op een andere wijze dan voorheen Dodenherdenking en Bevrijdingsdag beleven en ervaren. Misschien gaan wij een grote verbondenheid met elkaar voelen, omdat heel Nederland nu - zeg maar - in hetzelfde schuitje zit. Of zijn beide dagen geen ‘ver-van-mijn-bed-show’ meer, omdat wij ons nu - door de ervaringen van de afgelopen weken - ons goed kunnen inleven in 4 en 5 mei.
Zo ook in de lezingen van vandaag. In de eerste lezing roept Petrus zijn toehoorders op om zich af te wenden van oude manieren van denken en doen, en nieuwe wegen te bewandelen. En in het evangelie zien we dat de schapen de geborgenheid en veiligheid van de stal verlaten, en naar buiten gaan: de wildernis in. De herder gaat hun hierin voor, en zij volgen hem.
En wij? Wat moeten wij doen? Blijven wij - figuurlijk gesproken - veilig binnen zitten, in de beslotenheid van de stal? Of durven wij ons om te keren, de veilige stal te verlaten, en naar buiten gaan om nieuwe wegen te bewandelen? Ook al zijn deze niet altijd even gemakkelijk begaanbaar, en is er soms onderweg veel tegenwind te verduren? En wij? Wat doen wij? Amen.
1e lezing: Handelingen 2, 14a.36-41; 2e lezing: 1 Petrus 2, 20b-25; evangelie: Johannes 10, 1-10
Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover. Maar wie door de deur binnengaat, is de herder van de schapen. Hem doet de deurwachter open. De schapen luisteren naar zijn stem; hij roept zijn schapen bij hun naam en leidt ze naar buiten. En als hij al zijn schapen naar buiten heeft gebracht, trekt hij voor hen uit, terwijl zij hem volgen, omdat zij zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze niet volgen; integendeel, zij zullen van hem wegvluchten, omdat ze de stem van vreemden niet kennen.’ Deze gelijkenis vertelde Jezus hun, maar zij begrepen niet wat Hij hun wilde zeggen. Een andere keer zei Jezus tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur van de schapen. Allen die voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnengaat, zal hij worden gered; hij zal in) en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen maar om te stelen, te slachten en te vernietigen; Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten en wel in overvloed.’