Toen het Paasfeest nabij was, zoals alle andere joden, ging Jezus ook mee naar de heilige stad Jeruzalem. Ze trekken naar het tempelplein in, waar de Klaagmuur stond. Daar vieren ze samen hun verbondenheid met het huis van Jahwe, God. Terstond voelde Jezus zich verontwaardig, toen hij daar gezien had, wat allemaal gebeurde rondom de tempel: de verkopers van runderen, schapen en duiven maar ook de geldwisselaars. Woedend haalt Jezus zelfs de zweep erbij. Wat hij deed, doet sterk denken aan wat de profeet Jesaja en Amos eerder al gezegd, dat God geen dierenoffers vraagt, maar wel de gerechtigheid en zuiverheid van hart. Citaat: ‘Ik haat, ik verfoei uw feesten. In uw vieringen schep ik geen genoegen. Uw brandoffers en meeloffers behagen mij niet. Ik schep geen behagen in het bloed van stieren, lammeren en bokken. Bespaar mij het lawaai van uw liederen. De klank van uw harpen wil ik niet meer horen. Feest vieren samen met onrecht, kan ik niet uitstaan. Houd op met kwaad doen. Leer liever het goede te doen, betracht rechtvaardigheid, help de verdrukten. Verschaf recht aan de wezen en verdedig de weduwen’(Amos 1,11-17).
Anders dan de drie Synoptici, de evangelist Johannes beschrijft Jezus’ reactie heviger en uitvoeriger. Johannes laat zien dat Jezus een grote zorg heeft voor een zuivere godsdienst. De zorg voor het huis van God bezielt hem ten diepste. ‘Breek deze tempel af en in drie dagen zal ik hem doen herrijzen’. Jezus heeft werkelijk eerbied voor de tempel, maar hij relativeert ook het belang van de stenen, het fysieke. Toen het evangelie van Johannes geschreven werd, was de tempel van Jeruzalem al lang een ruïne geworden en er groeide de nieuwe gemeenschap van Jezus. Zij vormden samen de nieuwe tempel, waarvan Jezus centraal staat, de hoeksteen. Jezus is nu de nieuwe tempel. In zijn eerste brief aan de Korintiërs schrijft Paulus als volg: ‘Ga naar Jezus toe. Hij is de levende bouwsteen waarmee God zijn huis wilde bouwen. De mensen hebben Hem wel afgekeurd, maar God heeft Hem uitgekozen. En jullie moeten je ook zelf laten gebruiken als levende stenen waarmee een geestelijk huis wordt gebouwd. Daarom verheerlijkt dan God met uw lichaam’. Einde citaat. Paulus maakt de christenen van Korinthe erop attent dat het lichaam werkelijk de tempel van de heilige Geest is, waarin God woont. Ons lichaam moet dus met de nodige eerbied en respect behandeld worden. Zowel de kerk als ons lichaam zijn beide een heilige plaats waar God woont. Concreet betekent dit zoals wat wij horen uit de eerste lezing: de tien geboden, de tien wegwijzers, die ons de richting geven om als vrije mens te kunnen leven. Bemin God en uw naaste als u zelf. Het begint dus bij ons zelf. Liefde voor ons zelf door de naaste te leren respecteren en waarderen.
Het gedoe rondom de tempel van God is blijkbaar steeds aanwezig van tijd tot tijd? zijn er in de huidige kerk van Jezus en in de gemeenschappen die zich op Hem beroepen, geen kooplui, die op zoek zijn naar eigen gewin en profijt? Ja wel, in elke moment is de reiniging of uitzuivering in en rond de tempel nog steeds nodig. Kerkgeschiedenis laat ons zien, hoe de kerk zich daar over geworsteld van tijd tot tijd. Want waar God een kerk bouwt, bouwt ook de duivel een kapel ernaast. De huidige Paus Franciscus alsook zijn voorganger, Paus Benedictus, hebben veel moeite mee om in het Vaticaan orde te brengen. Een bekende bid- en bedevaartplaatsen, lijkt me, kan niet voorbij aan de vele winkels met devotionele artikelen en zelfs hotels ernaast. Een mooi boek, geschreven door Glenn Geeraerts, Geloven met handen en voeten in Maria, zegt: ‘Wij moeten kunnen accepteren, dat in bedevaartoorden het geloof hand in hand kan gaan met souvenirkraampjes en pannenkoeken’. U begrijpt wel, wat ermee wordt bedoeld.
De evangelieboodschap van vandaag zegt: ‘Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal! Duidelijk! Godsdienst of de eredienst is geen handel met God. Kopen en betalen. Dat wil zeggen: Ik onderhoud zijn geboden, geregeld naar de dienst, vooral de zondagmis; en wanneer er fouten gedaan worden, zal ik die met offers wel afkopen. God moet dus mij maar beschermen. Zo’n eredienst raakt ons natuurlijk niet echt tot ten diepste. Jezus leert, dat de ware godsdienst een dienst is van de bevrijding van de mens. Eredienst en ons gebed mag niet verstarren tot wetten en automatische gewoonten, waarin wij en ook God gevangen worden. Met de komst van Jezus, heeft nu de tempel een andere betekenis gekregen. God wordt meer gediend in en met het hart. Jezus ziet zichzelf als de ware woonplaats van God. In zijn leven, in zijn manier van bestaan, komt God op aarde wonnen. Door Hem, met hem en in Hem is God aanwezig hier op aarde. Aan dat lichaam van Jezus mogen wij deelhebben en wij zijn daar deel van. Wij willen laten zien dat God aanwezig is. Daar staan we nooit alleen. Er zijn altijd medechristenen, medegelovigen die hetzelfde hebben geprobeerd zoals wij. Al kennen we hen er maar weinig; in de loop van de geschiedenis zijn ze er geweest. Wij zijn ermee verbonden met elkaar, al leven ze niet meer. Wij zijn verbonden in dat ene lichaam van Christus, het huis van God.
Broeders en zusters, ware godsdienst betekent dat men een samenleving opbouwt naar Gods hart, met gerechtigheid en vrede, binnen de heilige ruimte van ons dagelijks leven. De vasten vraagt daarom van ons een tempelreiniging, elke dag opnieuw, vooral in deze veertigdagentijd. Ons hart moet gereinigd worden van hebzucht, eerzucht en heerszucht. Zich inzetten voor de zwakken en de verdrukten in de maatschappij. Dan wordt de wereld een levende tempel van God, de Allerhoogste. Amen.
1e lezing: Exodus 20, 1-17; 2e lezing: 1 Kor. 1, 22-25; evangelie: Johannes 2, 13-25
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen het paasfeest der Joden nabij was, ging Jezus op naar Jeruzalem. In de tempel trof Hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars, die daar zaten. Hij maakte een gesel, dreef ze allemaal uit de tempel, ook de schapen en de runderen; het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels en wierp die omver. En tot de duivenhandelaars zei Hij: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal! Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal mij verteren. De Joden richtten zich tot Hem met de woorden: ‘Wat voor teken kunt Gij ons laten zien, dat Gij dit doen moogt?’ Waarop Jezus hun antwoordde: ‘Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.’ Maar de Joden merkten op: ‘Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?’ Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam. Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had, en geloof den in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had. Terwijl Hij bij gelegenheid van het paasfeest in Jeruzalem was, begonnen er velen zijn in Naam te geloven bij het zien van de tekenen die Hij deed. Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen, omdat Hij allen kende. Hij wist wat er in de mens stak en daarom was het niet nodig dat iemand Hem over de mens inlichtte.