Zusters en broeders, het lijkt een beetje op goddelijke ironie! De lezingen van deze eucharistieviering spreken ons vandaag over wijsheid, en dat op deze carnavalszondag! Carnaval, het feest van de zotten en de dwazen. Laten we echter voorzichtig zijn en niet denken dat wij aan de goede kant van de streep staan. Paulus zegt het namelijk zeer duidelijk, dat wat voor de wereld dwaas was heeft God uitgekozen tot wijsheid en wat in de wereld voor wijs gehouden wordt, is in Gods oog dwaasheid.
Ieder mens is op zoek naar wijsheid en daarmee bedoelen we de kunst van een goed en gelukkig leven. Zelfs in onze geseculariseerde samenleving struikel je over de boeken van bekende en onbekende auteurs die vol wijsheden staan en je de weg wijzen naar een goed en gelukkig leven. Wellicht heeft de Kerk hier de boot gemist en in haar recente geschiedenis te weinig gedaan aan het begeleiden van haar gelovigen op de weg naar een goed en gelukkig leven? Haar aandacht voor het hiernamaals heeft haar het leven hier op aarde doen vergeten.
We ontmoeten Jezus vandaag opnieuw op de vlakte waar Lucas Hem een lange rede laat houden over het door God gewilde goede en gelukkige leven die veel overeenkomst vertoond met de zo bekende Bergrede van Mattheus. Lucas kiest er bewust voor om Jezus deze woorden niet hoog op een berg te laten uitspreken, ver van de dagelijkse realiteit, maar in de vlakte, vlak voor het moment dat de leerlingen twee aan twee uitgezonden worden om de blijde boodschap te verkondigen en mensen te begeleiden op de weg naar een goed en gelukkig leven.
Volgens Jezus zijn wij allemaal geroepen om wijze mensen te zijn. Wijsheid is niet voorbehouden aan een bepaalde klasse. Wijs ben je als je in Jezus Gods wijsheid weet te ontdekken. Op jouw beurt mag je die doorleefde wijsheid dan weer verkondigen aan anderen. Deze verkondigers – en besef goed dat wij allemaal als gedoopten geroepen zijn om verkondigers te zijn – moeten zich van een aantal dingen goed bewust zijn. Ten eerste waar wil jij als verkondiger van de blijde boodschap de mensen naartoe leiden? Vervolgens ben jij je als verkondiger bewust van je eigen nood aan verlossing? Zijn jouw daden als verkondiger in overeenstemming met je woorden?
Veel spirituele leiders, vroeger en nu, lijken mensen naar een goed en gelukkig leven te leiden maar als je goed kijkt dan merk je dat het hen vooral gaat om zichzelf. Zij zetten zichzelf in het centrum, heersen in plaats van dienen en verrijken zich vaak ten koste van de mensen die zich aan hun leiding toevertrouwen. Deze zgn. leiders zijn blind en trekken een andere blinde mee in een diepe val. Jezus getuigt van zichzelf: “Ik ben het ware licht. Wie Mij volgt zal niet dwalen in de duisternis.” Hij is dat ware licht omdat Hij niet zichzelf in het volle licht plaatst maar altijd het licht richt op de Vader.
Veel spirituele leiders weten precies en vlug wat er aan iemand mankeert. Hun woorden en boeken getuigen vaak van een snelkookpanhulp. Als je dit en dat doet dan ben je gegarandeerd van je problemen af. Het zijn vaak oplossingen die niet doorleefd zijn. Laat staan doorleefd door henzelf. Ze weten niet hoe ze de balk uit hun eigen oog moeten halen maar concentreren zich op de splinter in het oog van de ander. Maar door de balk die uit hun oog steekt, kunnen zij niet eens tot bij de ander komen. Echte verkondigers weten dat zijzelf op de allereerste plaats nood hebben aan de verlossing door Jezus en zijn blijde boodschap.
Veel verkondigers van het evangelie weten met veel mooie woorden een boodschap te verkondigen maar hun daden getuigen van het tegendeel. De Kerk in onze dagen wordt er hard mee geconfronteerd. De hypocrisie druipt er van af. Echte verkondigers herken je niet zozeer aan hun woorden maar wel aan hun daden. De boom ken je aan zijn vruchten.
We mogen Jezus vandaag ontmoeten als Gods Wijsheid. Hij is de wijze spirituele leider die wij nodig hebben. In Hem zien wij dat zijn daden in overeenstemming zijn met zijn woorden. Hij heeft in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd en kent onze armoede uit ervaring. Hij wijst niet naar zichzelf maar altijd naar de Vader. Zo is Hij Gods Wijsheid en door Hem te volgen lopen wij in het volle licht, mogen wij zien met een zuiver oog en ons te goed doen aan de goede vruchten die van Zijn boom afvallen.
1e lezing: Jezus Sirach 27, 4-7; 2e lezing: 1 Kor. 15, 54-58; evangelie: Lucas 6, 39-45.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen ook een gelijkenis voor: ‘Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar zal hij ten volle gevormd zijn als hij gelijk is zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt? Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog, en dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit. Er bestaat geen goede boom die zieke vruchten voortbrengt en evenmin een zieke boom die goede vruchten voortbrengt. Iedere boom immers wordt gekend aan zijn vruchten; men plukt geen vijgen van dorens, men oogst geen druiven van een braamstruik. Een goed mens brengt uit de schat van goedheid in zijn hart het goede te voorschijn, maar een slechte uit zijn schat van slechtheid het slechte; want zijn mond spreekt waar zijn hart van overloopt.