Broeders en zusters, toen ik op de lagere school van de broeders van Oudenbosch zat, werd ons vanaf het begin ingeprent: ‘je mag niet haten’. Het was een woord dat we moesten schrappen uit onze woordenschat.
Op de kaft van uw boekje staat onder een prachtige icoon vol verwachting afgedrukt: ‘neem toe in Liefde’. Toen ik het las, kreeg ik geen gevoelens van die aard, maar werd wat wrevelig. We bezingen de liefde, we bidden om liefde, onze Bijbel spreekt veel over de liefde, in het Hooglied druipt het er af. Mijn wrevel kwam voort vanuit een machteloos gevoel. Miljoenen keren wordt het gebruikt en proberen we het ook gestalte te geven. Tegelijk lijkt het op het grote wereldtoneel maar niet te lukken. Hoe kan je dat in deze tijd dus nog zeggen? Ik weet het, we worden moe en platgeslagen door de realiteit waarin we nu leven. Spanning en angst lijken de liefde te vervangen. Maar het is onze realiteit. Ik kan er niet minder van maken. Zijn we voor deze boodschappen naar de kerk gekomen?
Het evangelie werkt in die zin als blijde boodschap vanmorgen ook niet mee. Apocalyptische beelden: geen uitweg, Jeruzalem verwoest. Lucas roept het beeld op van beroering, doodsangst en radeloosheid. De wereld gaat terug naar tohu wa vohu, terug naar chaos en het niets, de tijd vóór de schepping. In een begin schiep God aarde en hemel met de mens als kroon op de schepping. Vrede en evenwicht. Het lijkt of we terug zijn bij af. Wat zou ik graag met u terug willen naar de profeet Jeremia in de eerste lezing, naar zijn visioen van vrede, rust, harmonie en veiligheid.
Het zit er niet in. En toch zijn het de dagen waarin Jezus geboren gaat worden, het is dezelfde chaos en onderdrukking. Het gaat om de komende en dat is verwachtingsvol. Dat mogen en moeten we niet loslaten. Het evangelie is niet louter historie. Het is de blijde boodschap van nu, hoe moeilijk ook te ontwaren. We moeten het leed en chaos van de tijden niet plaatsen in de eindtijd, maar in het hier en nu. Wij staan er midden in en wij hebben daarin onze opdracht, ik zou haast zeggen: “Het is onze dwingende opdracht om als gelovig mens Christus te volgen”. Wij zijn in staat met elkaar opnieuw te scheppen. Het scheppende vermogen is ons ingeschapen. Wij kunnen het ook losweken bij de ander, door hem uit te dagen, los te breken uit het fatalisme en samen iets nieuws te beginnen. Al is het alleen al om op een andere dan gebruikelijke manier met elkaar in gesprek te gaan.
‘Weest waakzaam’ is de kern. Dat is goed in te voelen. Laat je fiets niet zonder ketting staan, dat is naïef. We leven in een wereld waar waakzaamheid tot in het overdrevene is opgevoerd. Alles wordt beschermd met camera's. We kunnen geen stap meer zetten of het is bekend, zie telefoon en e-mails. Zijn we dan allemaal criminelen geworden? Van de schoonheid van schepping zijn we bezig er een chaos te maken. Er mag dan in Parijs worden vergaderd, maar veelal blijft het bij politiek gesteggel.
Maar het is niet het laatste woord. Het evangelie geeft ons een opdracht. Het zegt ons: ‘als dit alles begint te voltrekken: heft uw hoofd omhoog, want uw verlossing is nabij’. Aan het einde van de wereld staat er geen punt, maar een puntkomma. Het verhaal gaat door en dat verhaal schrijven wij. Er is geen plaats voor duisternis, want we zullen de mensenzoon aanschouwen in al zijn heerlijkheid. Hij komt de lammen tegemoet, de zieken en de kwetsbaren. Wij zijn de instrumenten in zijn handen, hoe beroerd de wereld er ook uitziet. Het mensenkind, het kerstkind zal ons tot voorbeeld zijn en ons in Aktie brengen.
Hoe belabberd de wereld er ook uitziet, hoe moeilijk je leven er ook voorstaat: Hij zal je overeind houden. Maar laten we wel wakende blijven. Niet achterover leunen, maar waakzaam zijn voor onszelf en de ander. Laten we samen waken.
Er gaat vandaag een kaars aan. Een lichtpunt komt jouw wereld binnen. Onze verlossing is nabij. Het is een uitnodiging om los te komen uit de veelheid van slavernij. Eén lichtpuntje is genoeg om de handen uit de mouwen te steken om deze wereld meer een wereld van God te maken. Laten we ons oprichten. Dat is niet bij de pakken neer zitten. Advent is geen tijd van wachten en afwachten, maar van verwachten, zoals een moeder haar kind verwacht. Zo verwachten we met haar mee, niet passief, maar met de mouwen opgestroopt. Aan de slag, ondanks de chaos die we zien en voelen. Jeremia redt ons vandaag: ik schenk U David, een wettige afstammeling die het land eerlijk en rechtvaardigt bestuurt. De nieuwe stad zal heten: ‘Heer onze gerechtigheid’.
Eerste lezing: Jer. 33,14-16; tweede lezing: 1 Tess. 3,12-4,2; evangelie: Lucas 21, 25-28.34-37
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren en op de aarde zullen volkeren in angst verkeren, radeloos door het gebulder van de onstuimige zee. De mensen zullen het besterven van schrik, in spanning om wat de wereld gaat overkomen, want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken. Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk, met macht en grote heerlijkheid. Wanneer zich dit alles begint te voltrekken, richt u dan op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing komt naderbij.’
Zorgt er voor dat uw geest niet afgestompt raakt door een roes van dronkenschap en de zorgen des levens; laat die dag u niet als een strik onverhoeds grijpen, want hij zal komen over allen waar ook ter wereld. 36 Weest dus te allen tijde waakzaam en bidt, dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen die zich gaan voltrekken, en stand moogt houden voor het aangericht van de Mensenzoon.’