Petrus en Paulus. Vaak in een adem genoemd. Petrus, eerder Simon geheten, apostel van het eerste uur. Een visser die onverwacht door Jezus geroepen werd om hem te volgen.
Paulus, tevoren Saulus geheten, apostel van het laatste uur. Een tentenmaker, maar ook een wetgeleerde en Farizeeër. Op weg naar Damascus om de volgelingen van Jezus daar gevangen te nemen, werd hijzelf plotseling door Jezus overvallen. Zijn verblinde ogen en hart gingen open en van vervolger werd hij een volgeling en apostel van Jezus.
Beiden zijn als getuigen van Jezus op weg gegaan. Petrus meer onder de joden, Paulus vooral onder hen die in een veelgodendom geloofden.
Beiden hebben om Jezus' naam ontberingen gekend. Gevangenschap, soms met een wonderlijke bevrijding. Paulus werd meerdere malen gegeseld en mocht een steniging overleven. Beiden bleven zij staande, gelovig liefdevol verbonden met de levende Christus. De levensweg van beide apostelen van Jezus eindigde in Rome. De stad die in die tijd het centrum was van alle landen rondom de Middellandse Zee en ver daarbuiten. Petrus werd als Christus-gelovige binnen de muren van de stad gekruisigd. Paulus werd buiten de muren met het zwaard gedood.
Het is goed, zusters en broeders, ons te realiseren dat ook wij nu nog ons geloof in Christus mede aan deze beide apostelen te danken hebben. Zij blijven steunpilaren van de christengemeenschappen in het westen, katholieken en protestanten. Beide apostelen, vooral Paulus, hebben aan alle christenen een testament nagelaten door hun geïnspireerde brieven. Zij zullen ons tot het einde der tijden blijven inspireren. Ons getuigen van Christus vraagt, met name in onze dagen, allereerst inkeer in onszelf als Christus-gelovigen. Het oneerbare en schrijnende in onze kerk dat aan het licht is gekomen vraagt om een nederige en bescheiden houding. Maar Jezus Christus blijft dezelfde, nu en altijd. Het blijft onze roeping ons zelf tot Hem te keren, te be-keren, en in nederigheid van Hem te getuigen. Hij, de Zoon van God, die zijn leven heeft gegeven om ons te doen herleven als kinderen van God.
Jezus zelf is in het klein begonnen. Twaalf apostelen en een aantal mannen en vrouwen die Hem liefdevol en gelovig volgden. Petrus en Paulus zijn over de grenzen heen ook klein begonnen. Zij vormden van hen, die tot geloof in Christus waren gekomen, plaatselijke gemeenschappen onder leiding van oudsten, die zij de handen oplegden. Ook nu zullen kleinere christengemeenschappen als bezielde kernen Christus onder ons doen herleven. Bijvoorbeeld ieder van ons, daar waar wij wonen met anderen tezamen, en wij hier als monniken in gemeenschap met elkaar.
eerste lezing: Handelingen 12,1 - 11; tweede lezing: 2 Timoteüs 4,6 - 8.17 - 18; evangelie: Matteüs 16,13 - 19.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag: "Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?" Zij antwoordden: "Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de profeten." "Maar gij" - sprak Hij tot hen - "wie zegt gij dat Ik ben?" Simon Petrus antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God." Jezus hernam: "Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is. Op mijn beurt zeg ik u: Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen. Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn."