Broeders en zusters, we zijn de lezingen begonnen met de profeet Sefanja. We vinden het nog altijd lastig om de profeten te plaatsen. In de christelijke en joodse traditie wordt er niet veel over gepreekt. De protestante gemeenten hebben er wat minder moeite mee. Over het algemeen vinden we het strenge mannen die flink tekeer kunnen gaan. Soms zijn ze moeilijk te volgen, zoals Ezechiël, die ook wel voor gek werd verklaard. Niets is minder waar. Ik las een prachtige uitspraak over het woord van de profeet: ‘als de profeet spreekt, spreken God en de mens op dat moment tezamen’. Ze vormen een duet.
Sefanja is een boek dat vol is van Gods oordeel, teleurstelling en boosheid over onrecht: een opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad die niet luistert en niet op God gericht is; leiders die als brullende leeuwen rondgaan en rechters die als wolven mensen tot prooi maken; gewetenloze bedriegers die zich als profeten voordoen en priesters die al wat heilig is ontwijden en de wet geweld aandoen. Heel Sefanja, tot aan het gedeelte dat voor deze zondag op het leesrooster staat, is er vol van.
Vol van verontwaardiging, van oordeel, van hoe het niet moet en vol van wat God verdrietig maakt en boos. Het is ook vol van het contrast met wat God wél is: rechtvaardig, en Hij wél wil: geen onrecht doen, maar rechtspreken. Een God die erop uit is een ommekeer te brengen, wiens belofte is dat er een eind aan komt, dat er een tijd zal komen waarin armen en zwakken een toevlucht zullen vinden, er niet langer onrecht zal worden gedaan en dat leugens tot het verleden behoren, en dat er rustig geweid kan worden. Eigenlijk zouden we heel hoofdstuk 3 moeten lezen of in de beschouwing moeten betrekken vanwege het contrast van de diepe teleurstelling aan het begin tot de vreugde aan het eind. Woorden die de diepte van Gods emotie prachtig weergeven als het verkeerd gaat én als het goed gaat. Daar middenin staat de tekst die op het rooster staat. ‘Ik zal het doen’, zegt God, ‘Ik zal verandering brengen, en dan zal er vreugde zijn, niet alleen in de hemel, maar ook op aarde’. Sefanja en God spreken samen en dat is aan het begin niet makkelijk en gelijk ook overweldigend, want God spreekt vanuit zijn intense verdriet. Hij heeft een relationeel verbond gesloten met de mens en de mens geeft in eerste instantie daarop niet thuis. Wat voor energie investeren wij in dat verbond? Regelmatig is het magertjes.
We leven in deze tijd tussen wolven en leeuwen. Er vliegen veel haviken rond, die uit zijn op het verderven van de wereld of nog erger: die kapot maken wat er goed is tussen mensen.
Wie de Bergrede tegen die achtergrond leest, komt binnen waar Jezus begonnen is: bij de wet en de profeten. Het is het oude liedje van Gods verlangen naar een wereld, naar leiders, naar mensen die recht leven, naar een maatschappij waar zorg voor armen, zwakken, de minsten en de kwetsbaren hoge prioriteit heeft. Er is weinig verbeelding nodig om ons in te leven in de wereld die Sefanja beschrijft. Machtsmisbruik, onrecht, geweld, leugens en ontheiliging zijn zelfs in de kerk aan de orde van de dag. We leven in een wereld waar de wolven en leeuwen, arrogantie en geweld meer lijken te lonen dan een leven gericht op God en naar Gods wetten. Dat was niet anders in Jezus’ tijd of in de tijd waarin Matteüs zijn evangelie vormgeeft. Integendeel!
In die context begint Jezus in Matteüs zijn Bergrede met explosieve, paradoxale en tegendraadse woorden: ‘Gelukkig de nederigen, gelukkig de treurenden, gelukkig de zachtmoedigen, gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, gelukkig de barmhartigen, gelukkig wie zuiver van hart zijn, gelukkig de vredestichters, gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden – want het Koninkrijk van de hemel is voor hen’. Negen ‘zaligsprekingen’, toezeggingen, vaststellingen, ingekaderd door een belofte: ‘Het Koninkrijk van de hemel is voor hen.
Tijdens een oorlog en aandacht voor ons koloniale verleden is het goed om dat zinnetje wat aandacht te geven. Koninkrijk, koningen, macht en machthebbers, autoriteit zijn besmette begrippen geworden. Er is teveel gebeurd, er is teveel misgegaan in wat kleeft aan die begrippen en daardoor verkeerde beelden oproept, bewust of vooral ook onbewust. Beelden van overheersing, onderdrukking, overweldiging en dwang. Beelden die eerst bewust gemaakt moeten worden, voor ze omgekeerd kunnen worden en waardoor het duidelijk kan worden dat dat niets te maken heeft met wat Jezus voor ogen heeft: een Koninkrijk waar getroost wordt, waar de zachtmoedigen het land bezitten, waar honger en dorst naar gerechtigheid verzadigd wordt, waar de barmhartigen barmhartigheid ontmoeten, waar mensen een zuivere kijk op God hebben en vredestichters kinderen van God genoemd worden, waar ruim plaats is voor wie vervolgd worden. Broeders en zusters: dat zou het moeten zijn.
Aan het begin van de Bergrede, aan het begin van zijn openbaar optreden in de wereld, zien we Jezus zoals Mozes als leraar op de berg zittend, beginnen met een manifest, een vaststelling: Gelukkig wie nederig van hart is, gelukkig de treurenden, gelukkig de zachtmoedigen, gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid, gelukkig de barmhartigen, gelukkig de zuiveren van hart, gelukkig de vredestichters, gelukkig wie vervolgd worden omdat ze Mij en waar Ik voor sta toegedaan zijn. Daar is God aanwezig, daar leeft God en wat van God is op. Daar regeert God, daar buigt het bestaan zich naar God toe en daar verandert woede en verontwaardiging over wat mensen wordt aangedaan in zegen. Geluk, God, is te vinden waar mensen naar troost, recht en barmhartigheid verlangen. God staat naast hen en deelt hun verlangen: blijf komen, blijf proberen en geef niet op om een ommekeer te brengen, altijd maar weer met liefde en zorg; om met recht en gerechtigheid te genezen, te herstellen, te weiden en rust te brengen.
Dat is geen hoop, geen droom, niet eens een opdracht, maar een vaststelling, het is een realiteit met de nederigen, zachtaardig en liefdevol. Om dat daar te zijn, met God, is geluk, overvloed en vrede. En het is daar waar ook wij horen te staan. Onze stem met liefdevolle troostende woorden zouden ook kunnen samenvallen met de woorden van God, zoals ik u dat ook al beschreef hoe dat bij profeten zit.
Zitten we eigenlijk nog wel te wachten op heersers, koningen en machthebbers? Nee, we hebben profeten nodig en die rol kunnen wij wel vervullen: onze woorden laten samenvallen met God en doen wat Jezus doet. Gelukkig de mens/profeten, die meezingen met God en meedoen met de barmhartige Jezus.
1e lezing: Sefanja 2, 3; 3, 12-13; 2e lezing: 1Kor. 1, 26-31; evangelie: Matteüs 5, 1-12a
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus deze menigte zag, ging Hij de berg op en, nadat Hij zich had neergezet, kwamen zijn leerlingen bij Hem. Hij nam het woord en onderrichtte hen aldus: ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden. Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land bezitten. Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want hun behoort het Rijk der hemelen. Zalig zijt gij, wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil: Verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel. Zo immers hebben ze de profeten vervolgd die voor u geleefd hebben.