De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging is een van de weinige verhalen die in alle vier de evangeliën voorkomt. Bijbelwetenschappers hechten daar dan vaak grotere waarden aan vanwege de echtheid van een verhaal. Of ze geven aan, dat de evangelisten een gezamenlijke bron hebben kunnen raadplegen die hen heeft geïnspireerd. We laten het voor wat het is. We kijken naar het verhaal zelf. Er vallen een paar zaken op. Waarom lezen we uit het Johannes evangelie vandaag terwijl het de 17e zondag van het B jaar is terwijl we het Marcus evangelie lezen in het B jaar lezen?
Een verklaring kan zijn, omdat deze maaltijd op 4 plaatsen in het Nieuwe Testament wordt gelezen en we bij Johannes toch een andere gelaagdheid zien. Er zijn namelijk een paar opvallende kenmerken. Jezus neemt bij de andere maaltijden het initiatief Of de apostelen zeggen al op voorhand dat het niet kan. Nu is het Filippus die het initiatief neemt en vraagt: ‘Waar zullen we brood gaan kopen?’ Test Jezus zijn apostel uit? Want eigenlijk wist Hij al wat hij zou gaan doen. Maar zou Filippus een bewijs geven van wat hij van Jezus heeft geleerd? Het werkt nog niet, want Filippus ziet alleen maar leeuwen en beren op de weg. Hij kent Jezus nog niet goed genoeg. De evangelist Johannes doet het vaker. Hij gooit er een tussenzinnetje in om als het ware de verhaallijn te onderbreken en ons even van ons à propos te brengen, zodat we tot een moment van reflectie worden aangezet en niet gewoon maar door lezen. Het werkt voor de monniken altijd goed bij de Lectio: niet klakkeloos meters maken, maar een pas op de plaats.
Wat eveneens opvalt is de vermelding dat het kort vóór het Paasfeest was. Op dit moment van ons kerkelijk jaar vraag je je af waarom? We zitten net tussen Pasen en Kerstmis in. In de protestantse traditie wordt dit verhaal dan ook gelezen op zondag Laetare, dat begeleidt wordt met de woorden: ‘verheugt u’. En het is ook het verheugen waard: een etentje met 5.000 mensen. De verwijzing naar Pasen is niet voor niets. Het Johannes-evangelie gaat van een eenjarige cyclus uit, dus Jezus op weg naar Jeruzalem - waar zijn intocht, die gelijk ook zijn uittocht is - is van groot belang. Het verhaalt ons dat deze broodmaaltijd alludeert op voortdurende maaltijd die erop gaat volgen; de maaltijd van brood en wijn dat wordt getransformeerd tot lichaam en bloed. Zijn persoonlijke offer voor altijd. Oude en nieuwe verhalen komen samen. Het Joodse Paasfeest en de bevrijding uit Egypte en de eeuwige vrijheid door Christus offer geschonken om te kiezen. Die vermenging komt vaker voor in het evangelie van Johannes of het is eigenlijk meer een vloeiende overgang van oud naar nieuw. Oude en nieuw komen ook tot uiting in de opmerking, dat Jezus de berg opgaat. Is het de berg waar Noach op strandt? Of de Ararat? Is het de Moria van Abraham en Isaac? Het kan ook de Horeb zijn, waar Mozes de Tien Geboden ontvangt. Of de Thabor en dan hebben we ook nog de Sionberg, waar het eeuwig feest zal zijn en waar brood en vissen worden tot een drie sterren menu van vette spijzen merg en uitgelezen wijnen, zoals Jesaja het beschrijft. Dan hebben we nog de Thabor, de berg waar oud en nieuw ook samenkomt of ook samenvloeit.
En laten we de berg van het levenstestament - waar Jezus de Bergrede houdt - vooral niet vergeten. Hier vallen de Tien Geboden en samen met Jezus’ boodschap aan de mensheid. Bij Marcus werd er twee weken nog gesproken over een kleine vakantie om uit te rusten. Nu zou het zomaar een actieve vakantie kunnen zijn van een trektocht. Is het van belang? Ja, we hebben een context nodig, willen we begrijpen waarom de evangelist het verhaal zo componeert en dan is bij Johannes er blijkbaar nooit een verschil tussen oud en nieuw, maar wat we in het nu doen. We trekken op naar Jeruzalem en er moet gegeten worden. Waar het om gaat wat Filippus doet met de grote menigte die oog in oog staat met die menigte die honger heeft. Wat kan een mens dan doen? Filippus heeft de keuze, de vrijheid. Hij kan aan de slag. Maar hij zegt: ‘Al zouden we 20 bakkerijen hebben dan kunnen we nog niet genoeg bakken om iedereen te eten te geven’. En hij is realistisch genoeg om dat aan te geven. Geld is er ook niet genoeg om al dat brood te kopen. Dus begin er maar niet aan, want het wordt niets. Hij laat een onzekerheid en moedeloosheid zien die onszelf ook kan overvallen. Dus Johannes laat hem door Jezus echt op de proef stellen en het loopt op niets uit. Filippus is nog niet geslaagd als apostel. Maar dan komt Andreas die hem uit zijn moedeloosheid haalt. Hem wordt niets gevraagd, maar komt uit eigen beweging met een oplossing: kijk daar loopt een jongen met vijf broden en twee vissen. Het is weinig maar niet niets en Andreas is optimistisch. Misschien kunnen we er een paar mensen mee voeden. Niets doen is in ieder geval geen optie. Het is zo herkenbaar in ons leven in een wereld van chaos en geweld. Niets doen is geen optie. Allemaal kunnen we wat bijdragen hoe klein ook.
En dan komt Jezus in beeld. Niets doen is geen optie. Hij weet precies wat Hij moet doen en zet als het ware Psalm 23 in werking. Hij leidt ze naar grazige weiden en laat ze gaan zitten. Hij neemt de broden en spreekt het dankgebed uit, breekt ze en begint uit te delen. Ook hier valt wat Johannesiaans op. Johannes beschrijft het Laatste Avondmaal niet op. Het speelt zich bij Johannes af in Galilea waar ook de wijn rijkelijk stroomde op de bruiloft van Kanaän.
Ziet u alles komt al bij elkaar om Pasen te kunnen vieren.
De gerstebroden en de vissen worden Jezus zelf die zich uitdeelt.
Dag Hammarskjöld schrijft in zijn dagboek over dit Schriftgedeelte. Het gaat om de keuze om vrij te zijn en actie te ondernemen of om onvrij worden en toe te geven aan het pessimisme. Dat is een keuze die wij ook hebben: kijken we weg en bestaan de problemen niet of kijken we de hongerige mens in de ogen en worden we geraakt en gaan we aan de slag.
Nu hebben we alle partijen aan het woord laten komen, en rest nog de menigte. Je hoort Jezus denken: ‘mij maken ze tot Koning, want ik voedt ze overvloedig. Wie het brood heeft, heeft de macht’. Daar kiest Jezus niet voor; Hij gaat voor de vrijheid van delen van wat je hebt, want dat volstaat om een goed en gelukkig leven te leiden en Hij weet dat Hij op weg is naar Pasen, maar het volk loopt al ná 5 dagen weer achter een ander aan. Hij kiest de vrijheid om trouw te blijven aan zijn Vader.
1e lezing: 2 Kon. 4, 42-44; 2e lezing: Efeziërs 4, 1-6; evangelie: Johannes 6, 1-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam, vroeg Hij aan Filippus: ‘Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?’ -Dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen. - Filippus antwoordde Hem: ‘Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denarien brood nog te weinig.’ Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?’ Jezus echter zei: ‘Laat de mensen gaan zitten.’ Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben, liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde. Toen ze verzadigd waren zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan.’ Zij haalden ze op en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken, welke door de mensen na het eten overgelaten waren. Toen de mensen het teken zagen dat Hij gedaan had, zeiden ze: ‘Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen.’ Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen.