Preek van 28 juli 2019

Preek van 28 juli 2019

Zusters en broeders, als het over bidden gaat zoals vandaag in de lezingen komen er ook bij ons, gelovige mensen, tegelijkertijd ook vragen op. Zeker als wij Jezus met zoveel nadruk horen zeggen: “Vraagt en u zal gegeven worden, zoekt en gij zult vinden,…. Want wie vraagt krijgt, wie zoekt vindt en voor wie klopt doet men open”. Is dat echt zo? Klopt dat wel? Want hoe dikwijls doen wij niet de ervaring op dat er helemaal niets gebeurt als wij vragen, dat de hemel gesloten blijft, hoe wij ook kloppen op de deur? Steken wij misschien, een klein gebedje prevelend, tevergeefs een kaarsje aan bij Maria? Hoort God ons bidden wel? Veel van onze gebeden en smekingen lijken te stoten op een grote stilte. Dit zijn geen vreemde vragen want ook de psalmist weet ervan. Heeft hij niet de ervaring tevergeefs te bidden als hij in psalm 10 zegt: “Waarom blijft Gij, o Heer, zo onbereikbaar ver. Waarom verbergt Gij u in tijden dat het nijpt?” Is het ook niet Jezus’ eigen ervaring geweest toen Hij op het kruis bad (ps.22): ”Bij dag roep ik, mijn God – Gij blijft zwijgen, bij nacht roep ik - en ik word niet gestild”?

Helpt bidden wel? Als ik naar Abraham kijk in de eerste lezing, dan helpt bidden blijkbaar wel, ook al is zijn gebed eerder een gesjacher met God dan een vroom gesprek. God luistert naar Abraham: Hij krijgt medelijden met de mensen in Sodom en Gomorra. Als ik naar de vriend in het evangelie kijk, helpt bidden ook. Hij krijgt het brood dat hij vraagt, ook al is het midden in de nacht.

Maar helpt óns bidden wel? Of, bidden wij soms verkeerd? Want wij kunnen ook verkeerd bidden. De apostel Jacobus zegt het al in zijn brief (Jac.5,15;3,2-3): “het gelovige gebed van de rechtvaardige vermag veel,… Maar gij kunt ook verkeerd bidden. Daarom ontvangt gij niet wat gij vraagt”. Omdat wij misschien ofwel helemaal niet bidden ofwel “verkeerd” bidden is het goed mét de leerlingen aan Jezus te vragen “Heer, leer ons bidden”. Jezus gaat onmiddellijk in op hun verzoek.

Jezus geeft zijn leerlingen woorden om mee te bidden. Jezus geeft hen zelfs het woord om altijd mee te beginnen, Het is het woord dat Hem het dierbaarst is “Abba, Vader”. “Wanneer je bidt, zeg dan ‘Vader’ “. Zo spreekt Jezus zelf God aan, als zijn Vader. En met dit woord “Vader” is eigenlijk alles gezegd, over God, maar ook over de mens en over de relatie tussen God en de mens. God is Vader, en elke mens wordt zo zoon of dochter. En omdat we, volgens de versie van het Mattheüsevangelie (Mt.6,9), ‘onze’ Vader zeggen, worden wij ook allemaal broeders en zusters. Jezus moedigt ons aan om God, de Heer van hemel en aarde, Vader te noemen. Zo wordt elke afstand overbrugd die er altijd is tussen de kleine, zondige mensen die wij zijn en de grote, heilige God. Het woord ‘Vader’ is de brug tussen hemel en aarde. Als wij God ‘Vader’ noemen is Hij niet langer de onuitsprekelijke, de onaanspreekbare, de onbekende, de anonieme. Je wordt er stil van als je daarover nadenkt….. Neen, God is de vader van alle mensen en iedereen kan zich met Jezus rechtstreeks tot Hem richten. Dat was een ware revolutie in de Godsbeleving van de vrome Jood. En het blijft een revolutie voor ieder van ons telkens als wij God zo aanspreken. “Wanneer je bidt, zeg dan ‘Vader’ ”. Nu kan het woord ‘Vader’ voor sommigen onder ons een belast woord zijn. Want als je in je jeugd een slechte ‘vaderervaring’ hebt gehad kan het moeilijk zijn om dat woord over je lippen te krijgen. We moeten dan bedenken dat het woord ‘vader’, als wij het over God hebben, slechts een benadering is, een schamele poging om iets uit te zeggen van wat wij geloven en beleven. Een menselijk woord kan nooit volheid van God, zijn echte wezen uitdrukken. God is vader…. maar tegelijk ook moeder. Hij is een vaderlijke moeder en een moederlijke vader. Daarom schilderde Rembrandt de barmhartige vader uit de parabel met twee verschillende handen, een zachte, fijne vrouwenhand en een stoere, sterke mannenhand. Wij noemen God vader, ook als zoveel in de schepping duister is en angstwekkend, er zoveel bittere raadsels zijn die ons benauwen. Wij noemen God vader omdat zijn liefdevolle aanwezigheid sterker is dan zijn ten hemel schreiende verborgenheid. De aanspreking ‘Vader’ is de sleutel die het hart van God opent voor zijn mensen.

En dat is nu juist de reden dat wij zoals Abraham en zoals de vriend in het evangelie aan God ‘alles’ kunnen vragen. We mogen vragen om ons dagelijks brood, om vergeving en de kracht tot vergeving, om bewaard te blijven voor onheil en gevaar, om vrede voor onszelf en voor onze wereld, om gezondheid en genezing bij ziekte, om te slagen in een examen, om goed weer bij een festiviteit, om een goede reis,… we mogen bidden voor alles en nog wat want God is een vader die met ons lot is begaan.

Maar altijd moeten wij eraan toevoegen dat het er uiteindelijk op aan komt dat Gods wil in alles mag geschieden. Als vader weet Hij wat het beste voor ons is. Jezus heeft ons hiervan een voorbeeld geven In zijn gebed in de hof van Olijven. Toen een grote angst Hem aangreep en Hij terugdeinsde voor wat Hem te wachten stond, bad Hij: “Vader, ik weet dat Gij Mij altijd verhoort (Joh.11,42). Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch niet mijn wil, maar uw wil geschiede”(Lc.22,42). En dan de wijze waarop Jezus’ gebed wordt verhoord: “Nu verscheen Hem een engel om Hem te sterken”(Lc.22,43). De beker van lijden wordt niet van Jezus weggenomen, maar Hij ontvangt de kracht om alles te dragen. Voor Jezus en ook voor ons geldt dat bidden helpt, dat ons bidden wordt gehoord en verhoord, mits wij bidden zoals Jezus “Vader, Vader, uw wil geschiede”.

 

1e lezing: Genesis 18, 20-32; 2e lezing: Kol. 2, 12-14; evangelie: Lucas 11, 1-13.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Op een keer was Hij ergens aan het bidden. Toen Hij ophield, zei een van zijn leerlingen tot Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.’ Hij sprak tot hen: ‘Wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome. Geef ons iedere dag ons dagelijks brood, en vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven aan ieder die ons iets schuldig is, En leid ons niet in bekoring.’ Hij vervolgde: ‘Stel, iemand van u heeft een vriend. Midden in de nacht gaat hij naar hem toe en zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten. Zou die ander van binnen uit dan antwoorden: ‘Val me niet lastig, de deur is al op slot en mijn kinderen en ik liggen in bed; ik kan niet opstaan om het je te geven? Ik zeg u: als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat hij zijn vriend is, zal hij toch opstaan en hem geven al wat hij nodig heeft, om zijn onbescheiden aandringen. Tot u zeg Ik hetzelfde: Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan. Want al wie vraagt, verkrijgt; wie zoekt, vindt; en voor wie klopt, wordt opengedaan. Is er soms onder u een vader die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om brood vraagt? Of als hij om vis vraagt, zal hij hem toch in plaats van vis geen slang geven? Of als hij een ei vraagt, zal hij hem toch geen schorpioen geven? Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.’