Broeders en zusters, we hebben vanmorgen met heftige teksten te doen en dan doel ik vooral op de evangelietekst van Marcus. We kijken nauwelijks televisie, maar iets van de algemene beschouwingen in de Tweede Kamer ná Prinsjesdag heb ik wel meegekregen en ook de bestuurlijke chaos waarin we leven en die van invloed is op de debatten. Het lijkt meer op de ouderwetse manier te gaan, zoals het op de veemarkt ging en misschien nog steeds zo gaat: handjeklap. Korter gezegd: politiek lijkt verwoorden tot een koehandel en in plaats van dat het gaat om mensen. Waarom sta ik daar zolang bij stil? Het gaat erom wat men elkaar nog gunt. Ik proef op geen enkele wijze dat het gaat om het welzijn van de samenleving en burger, en dan vooral die burger aan de onderkant van de samenleving. En die samenleving heeft ook zo hard én zoveel nodig. Als we op een eigenzinnige manier bij betogingen de Jodenster weer gaan dragen om, zonder te kijken of het in het belang is van het welzijn van de samenleving, en persoonlijk gemaakt over u en mij, dan zijn we wel ver van het padje geraakt. En we kijken ernaar en we kijken ervan weg, want alles mag gezegd worden hoe kwetsend ook, want het valt onder de vrijheid van meningsuiting. We mogen hopen op een spoedige nieuwe Kamermotie: recht op wederzijds respect.
In de tekst van het Marcusevangelie lijkt het ook om die gunfactor te gaan. Johannes klaagt bij Jezus en zegt vrij vertaald: “Meester grijp in, want iemand begeeft zich op Uw en ons terrein.” Hoort u ook het parlementaire gekissebis op de achtergrond meeklinken?
In de eerste lezing komen we het fenomeen ook al tegen: in het boek Numeri wordt Mozes gewaarschuwd: er zijn valspelers onder ons. Ze hebben namen gekregen: Eldad en Medad. Dat is altijd een teken dat zij ertoe doen. In de Bijbel figureren veel mensen. De meeste spelen hun rol zonder dat wij weten hoe zij heten. Heeft men een naam, dan doe je ertoe. Eldad betekent: God houdt van je. Medad staat voor vriendschap. Mozes heeft dat goed begrepen en maakt zich er dus niet druk over. Het zijn geen valse profeten. Het zijn twee mannen met goede intenties die uit zijn op ieders welzijn. We kennen ze nauwelijks, maar ook nu zijn er zoveel mensen die zich inzetten voor het welzijn van de ander, voor het welzijn van de samenleving, die ertoe doen. Maar zij blijven op de achtergrond, omdat ze zich belangeloos inzetten zonder dat zij daarvoor zijn ge- en vernoemd: enkel het resultaat telt. De aanklacht die naar Mozes gaat zegt veel over jaloezie, het de ander niet gunnen dat hij er mag zijn met wat kan. Wij mensen zijn geneigd om eerst van de slechte intenties uit te gaan: hij doet wat ik wil doen.
Hetzelfde gebeurt in het Marcusverhaal. Wie niet voor ons is, is tegen ons. Herkent u het in de actualiteit. Hij die mijn politieke kleur niet heeft, is tegen mij en die moet ik wantrouwen. En als dat gebeurt, laten we alle wellevendheid varen en voert de straattaal de boventoon.
Maar Jezus is ook wel vrij heftig: een molensteen om iemand heen en in zee gooien, de hand afhakken, want beter met een hand aan de goede kant te blijven staan dan met twee zondige handen in de hel terecht te komen. Dit is geen straattaal, maar lijkt veel op een interpretatie van wetten van de oudtestamentische wetgeving uit het boek Leviticus. Dus we kunnen niet even snel naar de Koran wijzen en zeggen: ‘dat is Shariawetgeving, dat kennen we niet’. De joodse/christelijke wetten en islamitische wetten putten namelijk uit dezelfde traditie. We moeten niet ontkennen dat een hele kleine groep Moslims dat letterlijk neemt, maar dit soort interpretatie vinden we ook onder mensen die vanuit de Bijbel leven. De Koran en de Bijbel moet je leren lezen en als je dat goed doet, zie je dat beide boeken overvloeien van barmhartigheid. En ook hier spreekt de gunfactor mee: ‘Geef je ruimte aan de barmhartigheid? Wil je als geloofsbelijder van Bijbel en Koran barmhartig zijn, zoals onze gemeenschappelijke aartsvader Abraham het ons al meegaf?’ Maar het blijft wel oorverdovend stil nu dezelfde zonen van Abraham deze wel letterlijk toepassen. Een vrouw wordt in elkaar geslagen, omdat ze een rode broek onder haar boerka droeg. Dieven worden de handen afgehakt. Mensen worden weer opgehangen aan palen midden in Kaboel. En het is oorverdovend stil. Zo bedoelt Jezus het absoluut niet
Jezus is scherp maar terecht. Kiezen voor het koninkrijk, en laten we dat maar heel dichtbij houden: voor het leven hier en nu, de wereld waarin we nu leven, de Nederlandse samenleving, onze persoonlijke relaties: die vormen het koninkrijk. Haar inwoners hebben het in zich om zorg voor elkaar te dragen, elkaar het beste te gunnen. En het is daarom dat Jezus zo scherp is. Het zijn de mensen van slechte wil, die niet die koninklijke weg willen gaan, die echt de handen afhakken, die fake news over ons uit storten en zand in de raderen gooien. Dát moeten we tegenhouden. Daar moeten we openlijke afstand van nemen. En dat zijn soms de mensen die zich voordoen alsof ze met iedereen het beste voor hebben, maar in feite alleen naar hun eigen belang kijken, en die op macht uit zijn en alleen zichzelf wat gunnen.
Jezus is zo rigoureus, omdat het zo onbarmhartig is en barmhartigheid het sleutelwoord is in De Bijbel. Barmhartigheid is zo’n mooi woord. Ons hart omarmt de ander. God omarmt de wereld en zijn schepping. Een synoniem is goedertierenheid. Nog zo’n prachtig woord. In de kern betekent het ‘goede aarde’. Wat God doet door zijn Zoon, valt in goede aarde en zo zou ook ons handelen, onze barmhartigheid moeten zijn. Dat vraagt om ferme keuzes. Allereerst: snij je af van het kwaad. Dat is die hand die niet goed doet. Maar het zou ook het oor kunnen zijn: snij het af als het alleen maar openstaat voor kwaadsprekerij en roddel. Eigenlijk willen we dit soort harde woorden van Jezus niet meer horen. We creëren ons eigen Godsbeeld. We maken onze eigen religie en zetten haar naar onze hand wanneer het ons uitkomt, want dan hoeven we niets te doen.
Herman Vuijsje - socioloog, publicist en betrokken op geloof en samenleving - schrijft er het volgende over: “We hebben van de kerkelijke boodschap een tandeloze tijger gemaakt. De God waar we zoveel ontzag voor hadden, is de God van brave kerkmensen geworden, die ons pampert en over de bol aait. Dat houdt ons in een bubbel en dan hoeven we niets. De andere kant is: we creëren een godsbeeld dat angst aanjaagt. Het verleden heeft laten zien dat ook dat funest is. Tot op de dag van vandaag zijn veel mensen erdoor getekend en hebben de kerk de rug toegekeerd.”
Jezus geeft het goede antwoord: ‘Belet het hem niet, want wie niet tegen ons is is voor ons’. Bij Mattheus kunnen we het tegenovergestelde vinden: ‘wie niet met mij is, is tegen mij’, maar de consequentie voor ons is hetzelfde. Vandaag zijn het echter deze woorden die doorklinken. Met iemand die niet tegen mij is, kan ik het gesprek aangaan. Het geeft mij ruimte. De bubbel breekt door, er wordt een kring om mij heen gevormd. Dan ga je mensen zoeken die met je mee willen werken en denken. Dat valt in goede tieren, in goede aarde. Dat missen we node, maar we hebben het in eigen beide handen. We kunnen er voor zorgen, dat we met beide handen in het goede koninkrijk zijn. Laten we het kwade uit onszelf halen door het goede te doen.
Het is niet de zoete lieve vrede van de mantel der liefde die alles bedekt. We moeten zorgen dat we het zout in onszelf niet verliezen, anders worden we flauw en smakeloos. Het zout prikkelt de vrede. Want vrede kan een werkwoord worden als het leidt tot actieve betrokkenheid. Het zou zo maar kunnen gebeuren, dat er dan meer gebeurt dan je had kunnen bevroeden. Dat er veel meer mensen mee willen doen dan je had bedacht en vermoed, want je oor luistert naar het goede waar het voor bedoeld is en sluit zich voor het slechte waar het niet voor is geschapen,
1e lezing: Numeri 11, 25-29; 2e lezing: Jakobus 5, 1-6; evangelie: Marcus 9, 38-43. 45. 47-48
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Johannes tot Jezus: ‘Meester, we hebben iemand die ons niet volgt, in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was.’ Maar Jezus zei: ‘Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken. Wie niet tegen ons is, is voor ons. Als iemand u een beker water te drinken geeft omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan. Maar als iemand een van deze kleinen die geloven, aanstoot geeft, het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp. Dreigt uw hand u aanstoot te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbaar vuur. Het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. Het is beter voor u met een oog het Rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen, waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.