“Niet van brood alleen leeft de mens …. “ (Mt 4, 4b). Ook al zijn er veel parallellen te trekken tussen de eerste en de evangelielezing die meer dan een overweging waard zijn, toch vind ik het voldoende om stil te staan bij deze ene uitspraak van Jezus: ‘Niet van brood alleen leeft de mens’. Het is zijn eerste antwoord op de verleiding van de duivel. Drie jaar later, hangend aan het kruis, zullen omstaanders Hem spottend soortgelijke voorstellen doen. Het antwoord ditmaal dat Jezus geeft mogen we zien als het eerste besef waartoe Jezus komt nadat Hij zich veertig dagen terug getrokken heeft in de woestijn om er in de stilte en de eenzaamheid tot inzicht te komen wie Hij is, wat zijn Vader van Hem verlangt, tot welke consequenties dit leidt. Opvallend detail daarbij is dat Marcus, Mattheus én Lucas vermelden dat de Géést Hem naar de woestijn heeft gedreven. Jezus neemt blijkbaar niet het initiatief maar Hij laat het aan zich gebeuren. Misschien mogen we dit aldus begrijpen dat Hij zich na zijn doop in de Jordaan voortaan zou laten leiden door de H. Geest. Door de innerlijke Stem die Hem van Galilea tot Jeruzalem zal brengen om zijn goddelijke zending tot aan het kruis te volbrengen. Mattheüs voegt er heel nadrukkelijk aan toe dat deze Geest Hem naar de woestijn voert om door de duivel beproefd te worden. Hij was immers mens geworden ‘om te doen wat zijn Vader wil’ (Jo 6:38) maar wel ten volle mens, maar niet in de zonde.
Veertig dagen bereidt Jezus zich in afzondering voor op zijn zending. Dit roept mij onwillekeurig het beeld op van een hoogspringer die zich, net vóór zijn sprong concentreert, ondanks een nokvol en rumoerig stadion. Dat is: zich terugtrekt in zichzelf. Al even tekenend is het wanneer een pianiste net vóór ze de eerste toetsen aanraakt, de tijd neemt om alles in en rond haar heen los te laten en tot de innerlijke rust te komen om voluit de muziek te vertolken die ze zelf niet heeft getoonzet. Op eenzelfde wijze zoekt Jezus de eenzaamheid op om alles los te laten wat Hem als mens bezighoudt. Om, naar de aloude woorden van Mozes uit het boek Deuteronomium, te leven “naar alles wat uit de mond van God komt” (Dt 8,3). Het is het allereerste en diepste besef van zijn openbaar leven na zijn verblijf in de woestijn waar Hij als mens zeker aan meer dan drie bekoringen heeft moeten weerstaan. Eenzelfde eenzaamheid zou Hij geregeld opzoeken, veelal vooraf gaand aan een belangrijke gebeurtenis. Zo uiteindelijk ook, net vóór zijn lijden en dood wanneer Hij uitdrukkelijk tot God zijn innerlijke verdeeldheid uitschreeuwt om tenslotte in alle vrijheid de wil van zijn Vader als zijn eigen wilsbeschikking te volgen.
‘De mens leeft niet van brood alleen’. Dat diepe besef waarmee Jezus zijn verleider van antwoord dient houdt Jezus ook vandaag voor aan ieder van ons. Het is een woord van leven dat komt uit de mond van God en waarmee wij deze veertigdagentijd ingaan. Net zoals een pianiste zich niet concentreert op de finale van het concerto net zo hoeven wij ons nog niet meteen op Pasen te richten maar hebben wij vandaag voldoende aan de juiste instelling waarmee wij deze bekeringstocht inzetten. Aan Jezus’ inzicht waartoe Hij met name is gekomen door het lezen van de H. Schrift. In de woestijn is Hij gaan ínzien hoe Hij moet zíjn als mens, hoe Hij moet leven om mens-van-God te zijn, om te beseffen dat Hijzelf het Woord van God is, een Messias-mens. Wíj lezen de Schrift opdat dit ook óns mag overkomen. Dat wij al lezend onze roeping mogen zien om ook zélf zo’n mens-van-God te zijn. Het volstaat evenwel niet om dat Woord te hóren of te lezen. We moeten ernaar luisteren, het beluisteren en verinnerlijken om te kúnnen horen wat dat Woord ons zeggen wil. Het gaat net als met muziek. Horen we iets voor de éérste keer, dan horen we weinig tot niets. We moeten nóg eens luisteren, nóg eens en nóg eens. Pas dán ontdekken we wat het muziekstuk ons te zeggen heeft. Zo is deze veertigdagentijd de tijd bij uitstek om te luisteren naar de H. Schrift. Niet één keer, maar steeds weer opnieuw, en steeds hetzelfde verhaal. Pas dán gaan we, net zoals de profeet Elia, in die woorden de stille stem van God horen die ons toefluistert: ‘Jij, wat voor mens wil je zijn en voor wie?’ En wie blíjft luisteren, hoort uiteindelijk slechts één woord: ‘Een mens leeft niet van brood alléén’, een mens leeft niet van wat je kunt bezitten, pakken en consumeren. Je leeft van woorden over je uiteindelijke bestemming, over het waarom en het waartoe van je leven, Woorden van Gód tot u persoonlijk over hoe je leven moet.
Geïnspireerd en vrij vertaald naar Jezus’ woord vandaag komt het neer op: ‘Meer door minder’. En deze korte zin kun je met oneindig veel variaties zelf invullen:
meer zijn, door minder te willen hebben;
meer bij jezelf blijven, door te minderen in al wat je vervreemdt van je ware roeping;
meer kwaliteit, door minder kwantiteit;
meer welzijn, door minder welvaart;
meer ontspannenheid door minder haast;
maar concentratie door minder verstrooiing.
Dat wij in deze veertigdaagse tocht naar Pasen mogen groeien in mens-zijn zoals God het met ons voorheeft en zoals Jezus dit ons op een unieke wijze heeft voor getoond.
1e lezing: Genesis 2, 7-9; 3, 1-7; 2e lezing: Romeinen 5, 12 - 19; evangelie: Matteüs 4, 1 - 11
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd werd Jezus door de Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel op de proef gesteld te worden. Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij honger. Nu trad de verleider op Hem toe en sprak: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen hier in brood veranderen.’ Hij gaf ten antwoord: ‘Er staat geschreven: Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.’ Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, plaatste Hem op de bovenbouw van een tempelpoort en sprak tot Hem: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden, want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven, dat zij U op de handen nemen, opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.’ Jezus zei tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen.’ Tenslotte nam de duivel Hem mee naar een heel hoge berg, vanwaar hij Hem alle koninkrijken der wereld toonde in hun heerlijkheid. En hij zeide: ‘Dat alles zal ik U geven, als Gij in aanbidding voor mij neervalt.’ Toen zei Jezus hem: ‘Weg, satan: er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.’ Nu liet de duivel Hem met rust en er kwamen engelen om Hem hun diensten te bewijzen.