Broeders en zusters, wij hebben allemaal zo onze eigen beelden van wat een koning is. Voor de lezers van ‘Royalty’ en voor hen die naar ‘Blauw Bloed’ kijken zal het vooral bestaan uit glamour en glitter, pracht en praal, een romantische en luxueuze levensstijl. Voor de nuchtere burger is de koning de koopman en de dominee, de koopman die ’s lands economische belangen dient, de dominee om te wijzen naar wat er niet deugt bij de ander en waarin wijzelf zo voorbeeldig zijn. En voor wie door de politieke bril kijkt is de koning een factor van eenheid en verbondenheid. Want je hebt toch iemand nodig die boven de partijen staat en die her en der linten doorknipt. Maar noch de blauwbloed-koning, noch de koning-koopman-dominee, noch de constitutionele of ceremoniële vorst hebben iets te maken met het koningschap van Christus. We moeten dus oppassen dat we niet ongemerkt Christus belasten met onze wereldse zienswijzen.
Ik ga nog een stapje verder. Wij moeten ook ons kerkelijk beeld van Christus-Koning bijstellen. Hij is niet degene die aanzien en macht geeft aan de Kerk, die, met praal en pracht omgeven, succes verzekert en invloed in de wereld garandeert. De ware, evangelische Christus Koning voelt zich even goed thuis in het arme, bouwvallige dorpskerkje in de binnenlanden van Afrika als in de machtige Sint Pieter in Rome, in het ‘veldhospitaal’ van Paus Franciscus even goed als in de Vaticaanse paleizen.
Onlangs las ik een interview met de theoloog Erik Borgman. Het ging over de Kerk onder de uitdagende titel: “De Kerk is veel te modern geworden”. Hij zegt: “De neergang die wij in de Kerk meemaken vraagt om bezinning van wat de Kerk eigenlijk moet zijn. … De Kerk moet zijn een plek van doordachte passiviteit. Zij staat haaks op onze tijd en dat moet ook zo blijven… Zij spiegelt zich aan een loser, aan iemand wiens leven in menselijke zin uiteindelijk misloopt en mislukt…”. “De Kerk spiegelt zich aan Iemand wiens leven mislukt…”. Hij is dus de Koning die wij vieren. Hij is de grote paradox, Hij is de tegendraadse boodschap van het Christendom. Daarom staat Christus Koning haaks op onze tijd, op elke tijd.
Wij kunnen daar niet genoeg over nadenken want het gaat hier over de kern van het evangelie en van ons christenzijn. Moeten wij ons niet bekeren van een min of meer wereldse Christus Koning naar de Koning die gekomen is om te dienen en zijn leven prijs te geven voor velen?
Laten wij daarom gelovig kijken naar Jezus zoals Hij vandaag voor Pilatus staat: Jezus geboeid én toch vrij, geslagen én toch onverslagen, vernederd én toch fier rechtop. Jezus is koning, maar anders dan wij denken. “Zijn koningschap is niet van deze wereld”. Hijzelf heeft wel de zuigkracht gevoeld die van macht en heerschappij uitgaat maar Hij liet zich niet verleiden door mensen die Hem op de troon wilden zetten.
Wij herinneren ons dat Jezus zich telkens terugtrekt als het gevaar dreigt dat de mensen Hem voor hun politieke en nationalistische karretje willen spannen en Hem tot hun koning willen uitroepen. Hij doet dat na de genezing van de lamme (Joh.5, 13) en na de wonderbare broodvermenigvuldiging (Joh.6, 15). “Jezus begreep dat de mensen zich van Hem meester wilden maken en tot koning uitroepen. Hij trekt zich daarom in het gebergte terug, geheel alleen”.
Wanneer Jezus op Palmzondag Jeruzalem binnentrekt dreigt opnieuw het gevaar. Het volk wil van de gelegenheid gebruik maken om er een koninklijke, triomfalistische intrede van te maken. Het klinkt dubbelzinnig als zij, met palmtakken zwaaiend, uitroepen: “Gezegend die komt in de Naam des Heren”. Het zou een politieke demonstratie geworden zijn als Jezus het had laten gebeuren. Hij komt daarom niet hoog op een imponerend, prachtig paard maar op een klein ezeltje, een lastdier, symbool van de man die erop zit. Het is van Jezus’ kant een gewilde en duidelijke correctie op de politieke en overspannen verwachtingen van de menigte: Hij is een andere koning dan de door hen gedroomde. Palmzondag is zo de inauguratie van een ander en nieuw koningschap.
De meeste mensen die op Palmzondag met palmen wuifden hebben er niets van begrepen. Zij roepen even gemakkelijk ‘Hosanna’ als ‘Kruisig Hem’. Pilatus ontgaat al helemaal wat deze koning die vandaag voor hem terechtstaat voorstelt. Zelfs de meesten van Jezus’ leerlingen konden maar niet loskomen van hun politieke verwachtingen omtrent Jezus en het Rijk van God dat Hij verkondigde. Dat onbegrip blijft bestaan tot vandaag toe. Ook wij hebben er nog altijd last van. Wij zoeken het zo graag, ook in de Kerk, in het grote en indrukwekkende, in de grote getallen, in de schijnwerpers. Wij kunnen zo moeilijk omgaan met de bescheiden plaats van een arme en dienende Kerk. Christus Koning vraagt van ons vandaag vooral bekering, bekering tot die ‘andere’ koning die Hij is. Hij leidt ons binnen – nu al – in “het koninkrijk van waarheid, heiligheid en vrede, van recht en gerechtigheid, een koninkrijk van vrede”.
1e lezing: Daniël 7,13-14; 2e lezing: Openbaring 1,5-8; evangelie: Johannes 18,33b-37
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd riep Pilatus Jezus bij zich en zei tot Hem: ‘Zijt Gij de koning der Joden?’ Jezus antwoordde hem: ‘Zegt gij dit uit uzelf, of hebben anderen u over Mij gesproken?’ Pilatus gaf ten antwoord: ‘Ben ik soms een Jood? Uw eigen volk en de hogepriesters hebben U aan mij overgeleverd. Wat hebt Gij gedaan?’ Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap is niet van deze wereld. Zou mijn koningschap van deze wereld zijn, dan zouden mijn dienaars er wel voor gestreden hebben, dat Ik niet aan de Joden werd uitgeleverd. Mijn koningschap is evenwel niet van hier.’ Pilatus hernam: ‘Gij zijt dus toch koning?’ Jezus antwoordde: ‘Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem.’