‘Brood is Alles! De geschiedenis van brood gaat in feite over de geschiedenis van … alles.’ Dit stelt de historicus Peter Scholliers, die in zijn recentste boek niet alleen de geschiedenis van brood onderzoekt, maar ook de prijzen en lonen van de laatste eeuwen, de consumptie, de landbouwproductie van graan en aardappelen, de wisselende hiërarchie van broodsoorten, het zware werk van bakkers, de (woeker)winsten en het gesjoemel, de wetten, de broodfabrieken, de mentaliteitswijzigingen, dieetleer, … Oftewel: Brood is Alles! De geschiedenis van brood gaat in feite over de geschiedenis van … alles.
“In die dagen kwam er iemand uit Baäl-Salisa”, hoorden we zojuist in de 1e lezing. “In zijn tas bracht hij voor de man Gods als eerstelingen twintig gerstebroden en wat vers koren mee. Elisa zei: geef dit te eten aan de mannen.”
De hongersnood in Israël lijkt nu over zijn hoogste punt heen te zijn: men eet alweer van de nieuwe oogst, … althans, in de streek Salisa. Een man uit dit gebied komt en biedt de profeet Elisa twintig gerstebroden en wat vers koren aan. ‘Geef dit de mannen te eten’, gebied Elisa zijn dienaar. Ofschoon de dienaar naamloos blijft, lijkt het hier toch om Gehazi te gaan. Deze vraagt zich af hoe met zo weinig gerstebroden, toch de honger van honderd mannen gestild kan worden. Maar de profeet antwoordt: “geef het aan de mannen te eten. Want zo spreekt de Heer: zij zullen eten en overhouden.” En de Heer doet zijn woord gestand: de mannen eten, en houden over. Hoeveel er overblijft, wordt niet gezegd. Eten, verzadigd worden, en overhouden, gelden in Israël als de zegen van God in optima forma. Jhwh deelt zijn gaven niet met mondjesmaat uit, er is altijd overvloed. De beker vloeit altijd over.
Door met enkele broden en wat koren een grote groep mensen te eten te geven, wil Elisa de aandacht niet op zichzelf vestigen. Hij jaagt geen persoonlijk succes na, maar verwijst naar het woord van de Heer. Opmerkelijk hierbij is dat op het geloof van de mannen geen enkel beroep wordt gedaan. Elisa zet hun de broden voor, waarna zij met de maaltijd kunnen aanvangen. Het wonder bestaat dan hierin: er is genoeg voor iedereen. Is brood ook hier alles? Gaat het wonder met brood ook hier over … alles?
De leerlingen haalden de overgebleven brokken op, hoorden we zojuist in het evangelie, “en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken.”
Jezus begeeft zich naar de overkant van het meer van Galilea. Een grote menigte volgt hem. En dan, zonder enige aanleiding - nergens wordt gezegd dat de mensen honger hebben, noch dat zij zich op een verlaten plek bevinden -, vraagt Jezus aan Filippus: “hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?” Uitdrukkelijker dan de andere drie evangelisten, legt Johannes het initiatief bij Jezus en niet bij de leerlingen. Het probleem van het voeden van de menigte wordt hier niet door de leerlingen aan de orde gesteld, maar door Jezus zelf. “Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?” Filippus denkt aan een hoeveelheid geld, en Andreas aan een hoeveelheid eten. Beiden beseffen dat hun antwoord onvoldoende is om de gebrekssituatie op te heffen. En toch gaan zij op het bevel van Jezus in. Zij laten de mensen zitten, en het hele volk krijgt te eten.
Waren voor Filippus en Andreas de tweehonderd denariën, vijf gerstebroden en twee vissen te weinig om een grote groep mensen te laten eten, voor Jezus vormen zij het uitgangspunt van zijn handelen. Hij neemt, dankt, breekt, en deelt. Iedereen at van het uitgedeelde brood. En toen zij verzadigd waren, haalde men de overgebleven brokken op: twaalf manden met brokken. Alsof men nog een volk moest spijzigen. Een nieuw volk, een nieuw Israël. Elk van de twaalf apostelen heeft nu iets om mee te beginnen. Is brood ook hier alles? Gaat het wonder met brood ook hier over … alles?
In de lezingen van vandaag zagen we hoe het delen van zelfs iets kleins of iets gerings met anderen tot overvloedige zaken en maaltijden kan leiden. Ja, zelfs tot alles kan leiden. Zo hoorden we in de 1e lezing hoe de profeet Elisa met slechts twintig gerstebroden honderd man te eten gaf. En in het evangelie hoe Jezus - na vijf broden en twee vissen genomen, gedankt, gebroken en gedeeld te hebben - een menigte mensen te eten gaf.
En wij? Hoe zit het met ons? Nemen, danken, breken en delen ook wij zelfs iets kleins of gerings met anderen? Met onze medebroeder of -zuster? Met onze medemens, onze naaste? Wat zal ons antwoord hierop zijn? Leggen we het naast ons neer? Proberen wij er onderuit te komen? Onder het mom van: wat heeft het voor zin, het is toch iets kleins en onbeduidends? Niemand die hier iets van merkt, of er beter van wordt? Of proberen wij, vanuit ons doopsel, deze uitnodiging toch dagelijks te aanvaarden, en binnen het leven van iedere dag - met vallen en opstaan - in praktijk te brengen? Wat de gevolgen en consequenties daarvan ook mogen zijn?
De geschiedenis van brood laat zien dat het in feite over alles gaat: over prijzen en lonen, over consumptie, winsten, wetten, landbouwproductie, broodfabrieken, mentaliteitswijzigingen, wisselende hiërarchie van broodsoorten, dieetleer, … Oftewel: over alles! Mag het nemen, danken, breken en delen van zelfs iets kleins of gerings ook voor ons alles zijn? Amen.
1e lezing: 2Kon. 4, 42-44; 2e lezing: Efeziërs 4, 1-6: evangelie: Johannes 6, 1-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd begaf Jezus zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden. Toen Jezus zijn ogen opsloeg en zag dat er een grote menigte naar Hem toekwam, vroeg Hij aan Filippus: ‘Hoe moeten wij brood kopen om deze mensen te laten eten?’ -Dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want zelf wist Hij wel wat Hij ging doen. - Filippus antwoordde Hem: ‘Wil ieder ook maar een klein stukje krijgen, dan is voor tweehonderd denarien brood nog te weinig.’ Een van zijn leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, merkte op: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen, maar wat betekent dat voor zo’n aantal?’ Jezus echter zei: ‘Laat de mensen gaan zitten.’ Er was daar namelijk veel gras. Zij gingen dan zitten; het aantal mannen bedroeg ongeveer vijfduizend. Toen nam Jezus de broden en na het dankgebed gesproken te hebben, liet Hij ze uitdelen onder de mensen die daar zaten, alsmede de vissen, zoveel men maar wilde. Toen ze verzadigd waren zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Haalt nu de overgebleven brokken op om niets verloren te laten gaan.’ Zij haalden ze op en vulden van de vijf gerstebroden twaalf manden met brokken, welke door de mensen na het eten overgelaten waren. Toen de mensen het teken zagen dat Hij gedaan had, zeiden ze: ‘Dit is stellig de profeet die in de wereld moet komen.’ Daar Jezus begreep, dat zij zich van Hem meester wilden maken om Hem mee te voeren en tot koning uit te roepen, trok Hij zich weer in het gebergte terug, geheel alleen.