‘Het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewond’.
Ná het traditionele kerstverhaal van afgelopen nacht van de evangelist Lucas nu het eveneens vertrouwde kerstevangelie op Kerstmorgen van Johannes. Lucas heeft dit jaar de discutabele eer een evangelie te laten horen wat wel heel realistisch is: “Er is geen plaats in de herberg”. Er is geen warmte en veel huizen zijn zo verwoest, dat men er niet kan wonen. De romantische gevoelens die het elkaar jaar oproept, zijn heel realistisch geworden en dan ziet het er heel anders uit.
‘Het woord is vleesgeworden en er was licht, maar we namen het niet aan’. Mysterieuze woorden, maar toch veel concreter dan we denken. Het komt ook vrij stevig binnen. Johannes kan zijn wijsvinger opsteken en het haast als een verwijt laten klinken: “De duisternis nam het niet aan”. Het is maar hoe je het ‘Woord is vleesgeworden’ ziet. Het zit hem niet in een apocalyptische scene. Het woord wordt mens en dat kan al in het hele kleine, in het hele kwetsbare. Elk moment kan het weer anders zijn. Als we maar kijken, als we maar willen zien.
Diep geraakt werd ik door de foto’s, toen Paus Franciscus op 8 december het gebed bad bij de H. Maagd Maria op de Zuil van de Onbevlekte Ontvangenis aan de voet van de Spaanse trappen in Rome. Het feest van de Onbevlekte Ontvangenis kreeg een heel Bijbelse wending, toen paus Franciscus brak, en daar bedoel ik mee: emotioneel aantoonbaar diep geraakt werd, toen hij op voorspaak van de Heilige Maagd voor Oekraïne bad. Een gebed tot de moeder van het kind, waarvan we vandaag de geboorte vieren. Hij kon geen woord meer uitbrengen en had één hele minuut nodig om zijn balans weer wat terug te vinden. Tranen bleven zonder gêne over zijn wangen lopen, toen hij verder bad. Tranen van wanhoop terwijl hij brak, omdat hij intens moet hebben gevoeld dat de wereld zo gebroken is en er geen zicht is op een einde. Door de coronapandemie kon het gebed de twee afgelopen jaren niet met publiek worden meegebeden. Nu waren ze er weer, de inwoners van Rome, betrokken op de wereld. Een wereld die aan het falen is. Was het een tranentrekker? Was het een publiciteitsstunt?
Je kunt een aanhanger van de paus zijn, je kunt het – misschien deels - niet met hem eens zijn, je kunt hem te liberaal vinden. Maar, broeders en zusters, het ging hier niet om de paus zelf. Het ging hier bij uitstek over het woord dat vlees is geworden. Een mens van vlees en bloed huilt, omdat hij aanvoelt wat ook de rest van het Evangelie vertelt: ‘we hebben Hem niet aanvaard’, ‘we hebben het licht niet willen zien’.
Zijn tranen waren ook mijn tranen en waarschijnlijk ook van velen van u. Met de hoop op een beter verstaan van de rest van het verhaal, zodat de hele wereld in tranen uitbarst zoals het gebeurde in het boek Nehemia toen Gods volk uit de deportatie vanuit Babylon in Jeruzalem terugkeerde en het volkomen verwoest aantrof. Nehemia, Ezra en het hele volk barstten in tranen uit: Jeruzalem kapotgemaakt, de mensen kapotgemaakt. Maar met genoeg kracht om de Thora op te pakken en het oude verhaal te lezen, werden de tranen van boosheid tranen van ontroering. Waarom deze uitweiding vanuit het Oude Testament?
Omdat het ons kan leren, dat het Woord steeds weer vlees kan worden en weer onder ons kan wonen. De tempel is herbouwd en God leefde weer met zijn volk. Hij was er altijd al wel geweest, maar werd mu weer tastbaar. Er was weer licht.
En weer is het licht uitgegaan. Oekraïne is als een grote grot van Bethlehem met misschien nog wat warme adem van een os en een ezel, maar verder koud, kapot en zonder licht. Kunnen we in zo’n duisternis de komst van het Godskind wel aan?
Juist nu wel! God wil juist in al onze gebrokenheid met ons zijn om ons te helen. Hij komt ons wederom het licht brengen. Wij zijn er - buiten de andere grote oorlogen - nog nooit zo aan toe geweest, omdat licht te ontvangen. We moeten de belerende toon van Johannes maar even laten voor wat het is. Wij hebben het niet gezien. We hebben Hem niet aanvaard. Wij zien allemaal nu wat er gebeurt. We hebben het allemaal door waar het aan hapert. En dan hebben we het niet over het kerstkind zelf, want vanaf het begin van zijn komst op de wereld wijst Hij naar zijn Vader: God en Jezus zijn één. Kunnen we nog ontkennen, dat het niet veel erger kan? Kunnen we nog ontkennen, dat we allemaal gebroken zijn en niet verder kunnen zonder zijn helend licht?
Dat is nu juist de reden waarom we vandaag wel feest mogen vieren, omdat de God die op aarde is gekomen, onze God, niets liever wil dan tussen ons in te gaan staan om in zijn alomvattende barmhartigheid ons wil troosten. Om de tranen van onze ogen te wissen, zoals de Bijbel het omschrijft in het boek van dezelfde Johannes. Hij heeft ons het Licht gegeven. Nu zijn wij aan zet. Wij mogen onder zijn leiding - net als bij Nehemia en Ezra met het licht van Kerstmis van de kapotgeschoten wereld - weer te gaan bouwen, zodat er toch een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde kan worden opgebouwd. Wij zijn aan zet.
Dus niet de mensen die beslissen over kanonnen en tanks, maar de bouwers van het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen en de vele technici die voortdurend de elektriciteit proberen te repareren als het weer aan puin is geschoten. Ook zij geven het licht en wij hebben de zorgplicht om het mogelijk te maken. Wij zijn schatplichtig om alle hoop op te toekomst te werpen door nu te beginnen. Als God zo tussen ons wil leven, dan kan het niet zo zijn dat we doorgaan met: de verruwing in onze samenleven, met het racisme, met het veroordelen van bijna iedereen. Daarmee de zoekende de veiligheid van de herberg weigeren, want zo blazen we het licht weer uit en laten we zien dat we het niet begrijpen. Het verhaal is helder en de opdracht is duidelijk.
Ik wens uw veel heil en zegen met het mede opbouwen van die nieuwe aarde. De nieuwe hemel komt er dan ook wel. Mits wij elkaar van vanaf vandaag elkaar iedere dag Zalig Kerstfeest wensen.
1e lezing: Jesaja 52, 7-10; 2e lezing: Hebr. 1, 1-6; evangelie: Johannes 1, 1-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is. In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. Er trad een mens op, een gezondene van God; zijn naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om te getuigen van het Licht, opdat allen door hem tot geloof zouden komen. Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht. Het ware Licht, dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, en toch erkende de wereld Hem niet. Hij kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet. Aan allen echter die Hem wel aanvaardden, aan hen die in zijn Naam geloven, gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden; Zij zijn niet uit bloed noch uit begeerte van het vlees of de wil van een man, maar uit God geboren. Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol van genade en waarheid. Wij hebben Johannes’ getuigenis over Hem toen hij uitriep: ‘Deze was het van wie ik zei: Hij die achter mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik.’ Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen: genade op genade. Werd de Wet door Mozes gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, Hij heeft Hem doen kennen.