Soms horen we dat de kerkgangers weggegaan zijn en keren zich het geloof toe. Ook het kloosterleven neemt stilletjes af. In de tijd van Jezus was het ook niet anders. Want mensen hadden zo veel van hem verwacht. Hij was de man die ze zo nodig hadden, die welstand en voordeel zou kunnen bezorgen. Maar Jezus wilde aan die verwachtingen niet ingaan. Hij sprak vooral om het eeuwig leven. De godsdienst of het geloof kun blijkbaar geen antwoord meer geven aan bepaalde verwachtingen. Men vraagt zich af: Wat hebben we aan al dat gebeden dan? Na bekendmaking wie hij is, vraagt Jezus aan zijn volgelingen of ze hem wel willen volgen of niet en hij dwingt hen niet af. Aan de 12 apostelen stelt hij ook dezelfde vraag. Van die 12 behoort ook Judas Iskariot, die later Jezus zal verraden en hem overleveren. God waagt zich aan een avontuur met broze mensen zoals wij. Zowel in de eerste lezing als in het evangelie staat keuze vrijheid centraal. In de eerste lezing stel Jozua het volk Israël voor de keuze tussen de God van hun voorvaderen en de goden van Amorieten, in wiens land ze nu wonen. Wel beklemtoond, dat hij en zij familie voor de God van hun voorvaderen hebben gekozen. Wat de leider doet, doet het volk vaak ook mee, omdat ze niet anders durven. Het antwoord van Petrus kan ons misschien wel helpen, ‘Heer, tot wie zouden wij gaan? Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven’. Bij Petrus breekt een diepere ervaring door. Jezus’ boodschap reikte hem iets dieper uit omdat hij naar zijn woord geluisterd had. Petrus had ervaren en begrepen, dat in navolging van Jezus, iets veranderd is in de mens, wanneer hij van dat woord gaat leven en daar zich door laten leiden. Hoe staan wij tegenover het evangelie? Ervaren wij soms dat ons leven meer licht en meer waarachtigheid krijgt? Moge dat licht ons de moed geeft om in de tijd van crisis en duisternis met Petrus dezelfde woorden uit te spreken: Heer, naar wie zou ik gaan? Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven. Amen.
1e lezing: Jozua 24, 1-2a. 15-17. 18b; 2e
lezing: Efeziërs 5, 21-32; evangelie: Johannes 6, 60-69
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijden zeiden velen van Jezus’ leerlingen: ‘Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?’ Maar Jezus, die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hun: ‘Neemt gij daar aanstoot aan? Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was…? Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven. Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.’ - Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie Hem zouden overleveren -. Hij voegde er een toe: ‘Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij kan komen, als het hem niet door de Vader gegeven is.’ Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: ‘Wilt ook gij soms weggaan?’ Simon Petrus antwoordde Hem: ‘Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.’