Wij weten allemaal uit eigen ondervinding, broeders en zusters, dat eenheid, liefde en vrede, geen gemakkelijke te verkrijgen producten zijn in de eerste de beste supermarkt om de hoek.
Dat geldt voor onze wereld in het groot, voor de Kerk in het groot, maar ook voor die kleine wereld en die kleine Kerk waarin wij allemaal leven. We hoeven daarom niet teleurgesteld en ontmoedigd te zijn als we geen vrede hebben, als we tekortschieten in de liefde, als wij toch zo moeilijk tot eenheid komen. Altijd opnieuw stoten wij op onze onmacht, soms zelfs op onze onwil om vrede te sluiten, om belangeloos lief te hebben, om in eenheid met elkaar samen te leven. Want er is geen vrede zonder compromis, geen liefde zonder water bij de wijn, geen eenheid zonder verscheidenheid. Het probleem zit hem nu altijd juist in dat compromis dat nodig is voor de vrede, in dat ‘water bij de wijn’ in de liefde, en in die verscheidenheid die gemakkelijk lijkt, maar moeilijk blijft.
Laten we het vandaag op deze zondag in de Gebedsweek bij die eenheid houden. Er is geen eenheid zonder verscheidenheid. Eenheid is geen eenvormigheid of uniformiteit. Eenvormigheid doodt het leven en is een karikatuur van eenheid. Eenheid heeft dus niets te maken met ‘Gelijke monniken, gelijke kappen’. Sint Benedictus zou dat gezegde nooit in de mond hebben genomen. Hij stelt zelfs heel uitdrukkelijk ‘dat iedereen moet gegeven worden naar zijn eigen behoefte …. Er moet rekening gehouden worden met ieders zwakheden’ (RB.34,1). En waar hij het heeft over de maat van eten en drinken zegt hij: ‘Ieder heeft van God nu eenmaal zijn eigen gaven gekregen, de een deze, de ander die, (1 Kor.7,7) en daarom durven wij slechts met enige aarzeling de portie voedsel en drank voor anderen vast te stellen (RB. 40,1).
“Ieder heeft van God zijn eigen gaven gekregen”. Dat maakt ieder mens zo uniek, maar ook zo verschillend van de ander. Dé vraag is dan hoe wij met die verschillen omgaan? In zijn 1e brief aan de Korintiërs schrijft Paulus er heel realistisch over. De gemeente die Paulus zelf in Korinte gesticht had was heel vlug verdeeld geraakt door partijschappen en meningsverschillen. Meteen aan het begin van deze brief schrijft hij al: “…ik heb gehoord dat er onder u onenigheid heerst, …. Ieder van u schijnt zijn eigen leus te hebben…. Is Christus dan verdeeld?” (1Kor.1,10-13). Er zijn Joden en Grieken, en de Joden denken dat zij beter zijn dan de Grieken. Er zijn slaven en vrijen, en de vrije mensen denken dat zij beter en meer waard zijn dan die slaven. En de slaven voelen zich dan weer minderwaardig. Er is tegenstelling tussen rijken en armen. Er zijn godsdienstige en andere discussiepunten en iedereen wil gelijk hebben. Er zijn veel verschillende talenten en bekwaamheden. Er zijn ‘zoveel hoofden, zoveel zinnen’. Maar, in plaats van elkaar aan te vullen, te ondersteunen en te helpen, beconcurreren ze elkaar.
Paulus legt dat uit met het beeld van het menselijk lichaam. Een menselijk lichaam is geen koude structuur, geen dode machine, waar het ene onderdeeltje kan vervangen worden door het andere. Het is niet alleen een effectieve organisatie. Neen. Het menselijk lichaam is een levend organisme. Het kan maar voortbestaan als de verschillende onderdelen elkaar aanvullen, op elkaar inspelen, elkaar respecteren in hun eigenheid. Het is een levend, voortdurend veranderend en complex geheel. Een beetje verder in hetzelfde 12e hoofdstuk legt hij dat plastisch uit: “De voet heeft de hand nodig, het oog heeft het oor nodig, er zijn vele ledematen, maar slechts één lichaam.. het hoofd kan niet tot de voeten zeggen: ik heb jou niet nodig… Wanneer één lichaamsdeel lijdt is het hele lichaam ziek en lijden alle ledematen mee wanneer één lichaamsdeel geëerd wordt, delen allen in de vreugde”(12,21-26). Verscheidenheid is juist een zegen, geeft juist leven en dynamiek.
Het is een hele opgave om daarnaar te leven en samen te leven. Dat komt, denk ik, omdat het/de andere vlug als vreemd wordt ervaren, en het/de vreemde als bedreigend en vijandig. Ook omdat wij zo’n grote individualisten zijn geworden. Ieder voor zich en God voor ons allen. We hebben allemaal die diepgewortelde neiging onszelf te redden en onze eigen boontjes te doppen, we moeten vooral assertief zijn, en dat ….. zonder rekening te houden met de ander.
Als we wat meer dat christelijk en kerkelijk lichaamsbesef van Paulus ter harte zouden nemen, en dit als gezin, gemeenschap, als stad, als bisdom, als Kerk en als kerken, als maatschappij met een zeer grote en groeiende multiculturele en multireligieuze diversiteit, dan zou er heel wat ellende en ergernis, heel wat conflicten en oorlogen uit de wereld geholpen zijn. Dan zou ook ons getuigenis voor Christus en het Evangelie veel krachtiger en geloofwaardiger klinken. Dan zou men in waarheid kunnen zeggen: “ziet hoe zij van elkaar houden”. Eenheid is nooit af. Laten wij er daarom aan blijven werken. Laten wij er daarom ook om blijven bidden. Amen.
Eerste lezing: Neh.8,2-4a;5-6;8-10; tweede lezing: 1 Kor.12, 12-14.27; evangelie: Lucas.1, 1-4; 14-21.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaats gevonden aan de hand van de gegevens, welke ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het woord zijn getreden. Vandaar, edele Teofilus, dat ook ik besloot - na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht - voor u een ordelijk verslag te schrijven, met de bedoeling u te doen zien, hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt.
In de kracht van de Geest keerde Jezus terug naar Galilea en men sprak over Hem in heel de streek. Hij trad nu op als leraar in hun synagogen en werd algemeen geprezen. Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond: De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer. Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. In de synagoge waren aller ogen gespannen op hem gevestigd. Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.’