Broeders en zusters, één mens is geen mens; een mens wordt pas ’n mens als een ander mens er bij is, hem geeft, hem voedt hem leert, hem liefheeft. Zonder dat alles is één mens geen mens. Alléén kunnen we niet bestaan en in een omgeving zonder mensen kan een mens wel overleven, maar wordt geen mens. De mythologie laat ons dat zien met Romulus en Remu, die volgens een oud Romeins verhaal door een wolvin worden opgevoed. Zij dronken haar melk, konden tegen haar vacht aankruipen, maar … zij werden geen mensen. De één sloeg de ander dood, zoals dat ook ging met Kain en Abel aan het begin van de Bijbel in het boek der menswording Genesis. Maar gelukkig was toen het Boek nog niet af.
Vannacht vieren we het compleet tegenovergestelde van jaloezie en dood: de Menswording. De hele adventstijd hebben we ons kunnen laven aan de prachtigste koninklijke vredesvisoenen van de profeet Jesaja: ‘de vredevorst komt, de redder, de Messias, het juk en de slavernij worden verbroken’. We hebben het net allemaal gehoord. Hij komt regelrecht uit het huis van David. Meer dan 3000 jaar geleden werd er al van Hem gesproken en in het Christendom kijken we al meer dan 2000 jaar in deze nacht naar de komst van God op aarde uit. Het gebeuren is omkleed met tradities en rituelen, die nauwelijks een opknapbeurt verdragen. Zeker in een tijd als nu die zo razendsnel gaat. Het moet zó blijven.
Opnieuw staan we vannacht in verwondering om een kribbe. Maar naast ons staat een figuur die eigenlijk niet zo tot zijn recht komt, omdat wij hem niet de rol geven die hij heeft gespeeld. Het is Jozef, de vader van dit kind. Het vaderschap blijft altijd weer hangen rond God zelf. Maar God zelf is het kind dat we vannacht verwachten. Hij heeft meerdere verschijningen, maar vannacht kan Hij geen volwassen God en baby tegelijk zijn. Hij gaat voor het laatste.
Eén mens is geen mens: hij wordt mens als hij met mensen samenleeft. Ook de Gods-baby heeft dat nodig, want het is de eerste keer dat Hij mens wordt. Eigenlijk kent Hij het aardse leven van een afstand en zijn grote leidsman, zijn Wonderbare raadsman is nu Jozef zelf uit het geslacht van David. Daar staan we naast hem, hij die teveel als een soort watje wordt neergezet, omdat een echte man laat dit toch niet zo gebeuren?
Maar het is Jozef die van Jezus mens maakt in zijn jeugd. Maria levert haar bijdrage pas later als Jozef allang uit het verhaal is geschreven. En Jozef doet dat niet als een doetje. Ik zag een mooi plaatje, afwijkend van de traditie, dat Jozef het kind teder tegen zijn borst houdt en Maria rustig ligt te slapen: een pappadag-moment avant la letter. Maria wordt soms ook afgebeeld als een boze moeder, die Jezus over de knie legt en Hem een flink pak slaag geeft nadat zij zich vreselijk ongerust had gemaakt omdat Hij in de tempel was blijven hangen. De mensen met kinderen zullen het zeker herkennen, terwijl we nu de politie op de stoep zouden krijgen.
Dat Jozef geen flexwerk-vader heeft willen zijn, wordt beschreven door Jose Saramogo, een Portugese schrijver. In het evangelie van zijn hand, voor de duidelijkheid het is een roman, schildert hij een schitterend verhaal. God en Jozef zitten in een bootje op het meer van Galilea. Het is mistig en unheimisch. Jozef is wrokkig over zijn gedwongen huwelijk met Maria en vindt dat hij de lasten draagt en God de lusten. God geeft hem het bevel de boodschap van de engel te volgen. Dan onderhandelt Jozef heel strak met God zoals Abraham deed over Sodom en Gomorra: “Oké, ik voer het ook uit maar dan eis ik ook het volledig vaderschap op met alles erop en eraan. Dus mengt U verder niet in mijn gezinsleven”.
Het staat niet in de Bijbel. Maar het geeft opeens de menselijke trekken die het verhaal nodig heeft om het te kunnen vatten. Jozef maakt in zijn gezin de Godmens tot een mens. Met Maria voedt hij Jezus en de andere kinderen die nog komen op tot wat Hij wordt. Het resultaat is een goddelijke mens die de wereld op zijn kop gaat zetten. Hij wordt een revolutionair waar niemand op zat te wachten. De mensen hebben een mens van Hem gemaakt, maar Hij veronachtzaamt zijn Goddelijke taak niet. Hij probeert ons veiligheid te bieden tot op de dag van vandaag. Wij hebben de taak om die van Jozef voort te zetten en Hem ook mens te laten zijn in 2019. Het is geen sprookje. Maar laten we ons dan ook eens een vraag stellen. Deze vredevorst en goddelijke raadsman biedt ons veiligheid, maar wat bieden wij Hem? Zijn wij de mensen die Hem tot mens maken en is God veilig bij ons? Wat wij in zijn leven hebben te gieten om de menswording te voltooien is dat voldoende?
Kijken we naar wat er speelt in de wereld, we kunnen het niet ontkennen, is mensenwerk wat daaraan moet bijdragen. Maar kunnen we Hem liefde voor de natuur bijbrengen terwijl we er, allemaal en niemand uitgezonderd, er een rommeltje van hebben gemaakt en die nu al leidt tot catastrofes. Vertellen we Hem over Greta Thunberg: haar aanpak zou zomaar bij Jezus kunnen passen. En dat de grote leiders daar grof op reageren met doodsbedreigingen? Dat wil je dat Kind toch niet aan dit kind vertellen? De columnisten raden sowieso aan om tijdens het kerstdis de CO2 uitstoot ter sprake te brengen. U kunt verzekerd zijn van heibel.
De hardheid, de verhuftering, het uitstoten van mensen uit een samenleving, het vermoorden van vrouwen en kinderen en ze niet willen opnemen: dit is aan dit kind toch niet uitleggen? Is dit voer voor kerstmis? Ga ik met olifantspoten door de porseleinkast?
Ja, ik denk het wel. Maar dat is het niet. Kerstmis is het feest van de enorme uitdaging. Het doet namelijk een goddelijk appèl op ons om dit allemaal niet aan het kind in de kribbe te hoeven vertellen. Kerstmis is het feest waarin we opnieuw het commitment kunnen aangaan om dit kind en daarmee alle mensenkinderen die veiligheid te bieden.
Eén mens is geen mens. Alle mensen zijn in staat om van alle mensen mooie mensen te maken. Dat is de uitdaging die kerstmis ons influistert en dat is de belofte die we aan Jozef willen waarmaken: het volledige ouderschap, en dat is genderneutraal en over de de gebrokenheid van de mensheid heen.
1e lezing: Jes. 9, 1-3.5-6; 2e lezing: Titus 2, 11-14; evangelie: Lucas 2, 1-14
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die dagen kwam er een besluit van keizer Augustus, dat er een volkstelling moest gehouden worden in heel zijn rijk. Deze volkstelling had voor het eerst plaats toen Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis, ieder naar zijn eigen stad om zich te laten inschrijven. Ook Jozef trok op en omdat hij behoorde tot het huis en geslacht van David, ging hij van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea naar de stad van David, Betlehem geheten, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl zij daar verbleven, brak het uur aan waarop zij moeder zou worden; zij bracht haar zoon ter wereld, haar eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. In de omgeving bevonden zich herders die in het open veld gedurende de nacht hun kudde bewaakten. Plotseling stond een engel des Heren voor hen en zij werden omstraald door de glorie des Heren, zodat zij door grote vrees werden bevangen. Maar de engel sprak tot hen: ‘Vreest niet, want zie, ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk. Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David. En dit zal voor u een teken zijn: gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.’ Opeens voegde zich bij de engel een hemelse heerschare; zij verheerlijkten God met de woorden: ‘Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft'.