Pinksteren! Broeders en zusters, ik weet niet hoe het met u is, maar ik moet eerlijk bekennen hoe vaak ik mezelf erop betrap hoe mijn leven beheerst wordt door angst. Angst voor het verleden, angst voor het heden en angst voor wat komen gaat. Ben ik dan een angstig mens? Nee, maar iedereen kent angst, zelfs mensen die beweren niet voor den duvel bang te zijn! Want zij zijn bang om bang te zijn. Pinksteren maakt een einde aan die angst! Sinds Goede Vrijdag hoeven wij niet meer bang te zijn voor het verleden. De Adem van Jezus, Zijn Geest heeft ons vanaf het kruis vergeven. We hoeven niet meer bang te zijn voor het heden, want met Pasen leeft Jezus voortaan in dat Heden. Hij ademt ieder moment Zijn vrede in en rondom ons. Hij leeft! Met Hemelvaart hebben wij onze angst mogen afleggen voor wat na dit leven komt, want Jezus is ons naar de hemel voorgegaan en pleit daar voor ons ten beste.
Nu is er nog iets waar we wellicht het meest bang voor zijn: dat stemmetje in onszelf dat ons iedere keer weer probeert te veroordelen. Het is de angst om innerlijk stil te worden en eerlijk naar onszelf te kijken. Van die zelfreflectie kun je soms zo bang zijn, dat je er voor wegloopt. We hoeven niet bang te zijn voor het verleden, het heden en de toekomst, maar ook niet voor onszelf. Pinksteren drijft de angst uit die ons belemmert om eerlijk naar binnen te gaan en daar God, jezelf en de ander te ontmoeten.
Broeders en zusters, wat een vrijheid als we zo mogen leven zonder angst. Dat is de taal die de Geest spreekt en waarin we Gods grote daden mogen verstaan. Dat is Pinksteren! Leven zonder angst, daar gaat de eerste lezing van vandaag over. De Apostelen hadden zichzelf in angst opgesloten. Ze waren bang voor wat er in het verleden gebeurd was. Ze waren bang voor wat de Joden en de tegenstanders van Jezus hen nu zouden kunnen aandoen. Ze waren bang voor wat komen ging. Die angst moet ook naar binnen geslagen zijn. Hoe vaak had Jezus echter niet gezegd: ‘Wees niet bang!’ Toch waren die woorden vol troost en waarheid niet echt binnen gekomen bij de Apostelen. Het was een taal die ze nog niet begrepen.
Vandaag komt er een taal, gesproken door tongen van vuur, die hen deze woorden wel doet begrijpen: ‘wees niet bang!’ Dankzij de Geest, de taal waarin wij God verstaan, begrijpen de Apostelen dat zij zonder angst mogen leven, want Jezus is met hen. Niets kan hen scheiden van de liefde van God, noch het verleden, noch het heden, noch de toekomst, noch de angst voor zichzelf. Ze leren vandaag een nieuwe taal te spreken, de taal waarin wij God verstaan.
Kunnen wij, broeders en zusters, die taal ook verstaan? Wil je een nieuwe taal leren verstaan en spreken, dan zul je daar iets voor moeten doen. Eenmaal die drempel overgestoken ontdek je dat een nieuwe taal altijd meer is dan woordjes en grammaticale regels. Een nieuwe taal opent een geheel nieuwe cultuur. Om de taal van de Geest te leren die ons God doet verstaan, zullen we onze angsten moeten loslaten. We moeten de durf hebben. Maar eenmaal een stap gezet, zullen we de wind en het vuur van de Geest mogen ervaren die ons helpt om de taal en de cultuur van God te leren.
Onze eigen taal loslaten en daarmee de angst is wat Paulus noemt de zelfzucht en haar uitingen loslaten. Dat woord zelfzucht laat precies het tegendeel zien van de Geest. In de zelfzucht is ons zuchten, ademen geheel gericht op onszelf. Terwijl de Adem van de Geest gericht is op God, de ander en jezelf. De vruchten van de zelfzucht hebben alles met angst te maken. Wat is bijvoorbeeld twist anders dan de angst om je gelijk niet te hebben? De vruchten van de Geest daarentegen openen de ruimte en daarmee het leven naar de ander.
De Geest van Pinksteren overwint al onze angsten. Laten wij de moed hebben om, aangevuurd door diezelfde Geest, de taal te leren waarin we God kunnen verstaan. Laten we oefenen in de taal van liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid.
1e lezing: Handelingen 2, 1-11; 2e lezing: Galaten 5, 16 -25; evangelie Johannes 15, 26-27; 16, 12-15
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Wanneer de Helper komt, die Ik u van de Vader zal zenden, de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij getuigenis afleggen. Maar ook gij moet getuigen, want vanaf het begin zijt gij bij Mij.
Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.’