Iedereen ondervindt het dagelijks, broeders en zusters, wij moeten voortdurend kiezen. Soms gaat het over kleine en minder belangrijke dingen: waar gaan wij vandaag naartoe? Kopen wij een nieuwe auto of een modernere stofzuiger?
En welke? Er valt zoveel te kiezen als je boodschappen gaat doen: tussen 20 soorten brood, 25 soorten tandpasta, 50 soorten kaas, enzovoorts. In het Frans zeggen ze: ‘l’embarras du choix’. Dat valt meestal wel mee. Alhoewel sommige mensen last hebben van keuze-stress. Omdat er zoveel te kiezen valt, kunnen zij niet meer kiezen en raken in paniek. Soms gaat het over ingrijpende zaken die ons verdere leven bepalen, zoals de keuze van een studierichting, van een huwelijkspartner, van een beroep, van een medische behandeling, enzovoorts.
Ook op het gebied van ons gelovig- en christen-zijn ontkomen wij er niet aan ons standpunt te bepalen, kleur te bekennen en te kiezen. Velen onder ons hebben de tijd gekend van het zgn. sociologische christendom. Zondags naar de kerk te gaan was de gewoonste zaak van de wereld. Je viel op, je werd nagewezen als je een keer oversloeg. In onze door en door geseculariseerde wereld is het juist andersom. Je valt uit de toon als je wél naar de kerk gaat, en als je in je leven laat zien dat je christen bent. Wij leven nu als christenen, als gelovige mensen in een maatschappij waarin geloven niet langer vanzelfsprekend is. Je moet een bewuste en doordachte keuze maken om als christen te leven. Trouw je voor de kerk? Laat je je kind dopen? Ga je naar de kerk? En is dat, meer dan een mooi ritueel, een bewuste keuze voor je verdere leven? We zijn bewust christen óf we zijn het niet meer, of niet lang meer. Karl Rahner zag het al aankomen in 1960. Hij schreef toen: ‘Mensen zullen alleen nog christenen kunnen zijn door een eigen geloofsbeslissing’(Schriften zur Theologie VI 1965). De ontwikkelingen in onze maatschappij zijn zodanig dat wij voor ons geloof moeten uitkomen, er voor moeten kiezen, wil het niet verdampen. Dat is niet zo nieuw als het lijkt.
Luisteren wij maar naar de eerste lezing van deze zondag en naar het evangelie. Jozua, de opvolger van Mozes, heeft het volk van Israël samengeroepen. Voornaamste agendapunt van de vergadering: ‘Voor welke God kiezen wij?’ Jozua stelt zijn mensen voor de keus. Hij ziet dat velen aanpappen met de vreemde goden van de inheemse bevolking: macht, vruchtbaarheid, geld, rijkdom. Hij ziet ook de gevolgen daarvan: vervreemding, een oppervlakkig leventje waarbij iedereen voor zichzelf zorgt ten koste van de zwakkeren. De God van de bevrijding, van de Tien Geboden, van het manna in de woestijn, de God die hen voorging als een wolk overdag en een vuur in de nacht, die God dreigen zij te vergeten. ‘Het is kiezen of delen’, zegt Jozua nu, ‘ofwel dienen jullie de God van Israël die jullie gered heeft uit Egypte en gebracht heeft in het beloofde land, de God van de bevrijding, ofwel buigen jullie voor de goden die je hier aantreft en worden jullie slaven van de goden van de vervreemding’? Even is het stil. Dan roept iemand: ‘wat doe jij, Jozua?’ Jozua als een echte voorganger gaat ook in zijn geloof voorop: ‘Ik en mijn familie, wij dienen de Heer’. En dan antwoordt het hele volk: ‘ook wij willen de Heer dienen, Hij is onze God’.
Veel eeuwen later stelt Jezus zijn volgelingen en zijn leerlingen ook voor een keuze. Zijn woorden over het brood ten leven dat Hijzelf is zijn choquerend. Velen kunnen het niet begrijpen en haken af. Jezus blijkt dan toch niet de koning te zijn die de Romeinen zal verjagen, die iedereen zomaar te eten zal geven, die voor ‘brood en spelen’ zal zorgen. Hem volgen is geen vrijblijvend sprookje. Hij stelt eisen. Hij roept op om je vijanden liefhebben, om tot 70 maal 7 maal vergeven, dat je moet dienen en niet je laten dienen, dat niet je eigen voordeel en genot op de eerste plaats mogen komen. Dat strookt niet met hun verwachtingen, met verborgen dromen over macht en succes, en over een vlugge carrière in het Koninkrijk? ‘Velen trekken zich dan ook terug en verlaten zijn gezelschap’. Jezus ziet dat en stelt de overblijvers voor de keuze: ‘Neemt ook gij hier aanstoot aan? Willen ook jullie soms weggaan?’
Die vraag stelt Jezus ook aan ons, christenen van 2015. Die vraag stelt Hij ook aan ons, monniken van 2015. Want ook in het klooster kun je de mond vol hebben met woorden over God, ‘Heer, Heer’ zeggen en er toch niet naar leven met je hart. Wat vraagt Jezus nu precies? Jezus vraagt niet, zoals in de enquête ‘God in Nederland’, ‘geloof je dat God bestaat? Geloof je dat er iets is’? Zo’n geloof in iets is vrijblijvend en verplicht je tot niets. Voor ‘iets’ hoef je je leven niet te veranderen. Hij vraagt: ‘geloof je in God, geloof je in Mij als de weg, de waarheid en het leven? Waag je het avontuur met Mij, als de enige zekerheid in je leven? Stel je inderdaad niets en niemand boven Christus? Vertrouw je je aan Mij toe? En leef je daar ook consequent naar? Blijf je de gemeenschap met je broeders en zusters in de kerk trouw? Ook als die kerk veel aanzien en invloed verloren heeft en dichter staat bij de blijde maar ook tegendraadse boodschap van het Evangelie?’ Dat zijn de indringende vragen die Jezus ons vandaag stelt, die ons voor een keuze stellen.
Nu hoor ik sommigen onder u al denken: ‘Wat dan met mij, met mijn zwakke geloof? Ik kom hier zomaar nu en dan. Kies ik wel zo bewust, zoals het volk van Israël en zoals Petrus en de trouwe leerlingen in het evangelie’? Weest gerust! Als de kerk echt op Christus blijft gelijken en het evangelie serieus neemt, dan is er in het huis van God plaats voor velen, voor een bont gezelschap van kerkgangers: voor trouwe gelovigen, én voor gelegenheidsgelovigen, ook voor kerstnachtgelovigen. Jezus riep toch ook de tollenaar Mattheüs, Hij zag Zacheüs in de boom zitten en nodigde zich bij hem uit. Hij liet zich de voeten wassen door een zondares. En op Petrus die Hem verloochende bouwde Hij nog wel zijn kerk. De werkers van het 11e uur krijgen hetzelfde loon als die van het 1e uur. De kerk is een kerk van en voor heilige zondaars, hartelijk en vriendelijk, met de deuren wagenwijd open voor iedereen. Een kerk à la Paus Franciscus. God versmaadt het kleine geloof niet, ook als het niet groter is dan een mosterdzaadje. Dus, weest gerust.
Broeders en Zusters, de Heer stelt ons voor de keuze. Maar Hij heeft ook begrip voor ons kleine en aarzelende geloof. Dat we met zijn genade het Petrus ooit mogen na-zeggen en na-leven, van harte en uit volle overtuiging: Want ‘Hij heeft woorden van eeuwig leven. Naar wie zouden wij anders gaan’? Amen.
Eerste lezing: Joz. 24, 1-2a. 15-17. 18b; tweede lezing: Ef. 5, 21-32; evangelie: Joh. 6, 60-69
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen zij dit hoorden, zeiden velen van zijn leerlingen: ‘Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?’ Maar Jezus, die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hun: ‘Neemt gij daar aanstoot aan? Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was…? Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven. Maar er zijn er onder u, die geen geloof hebben.’ - Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie Hem zouden overleveren -. Hij voegde er een toe: ‘Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij kan komen, als het hem niet door de Vader gegeven is.’ Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: ‘Wilt ook gij soms weggaan?’ Simon Petrus antwoordde Hem: ‘Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.’