Preek van 23 april 2017

Preek van 23 april 2017

Broeders en zusters, zoals wij bij de verkondiging van de afgelopen week gehoord hebben, is Judas meer een mens van weinig hoop, een mens van klein geloof. Zo iemand heeft natuurlijk weinig moed en kan gauw in teleurstelling vallen wanneer het misgaat. En die teleurstelling kan fataal aflopen, terwijl een gelovige juist er meer van leert. Dat is waarschijnlijk de reden waarom Jezus geen Judas, maar Petrus heeft gekozen als de leider van zijn volgelingen. Op grond van de beschikbare gegevens uit de Bijbel had ook Judas het beste leider van de apostelen kunnen worden. Hij was vastberaden, duidelijk, zuinig met geld, had bovendien politieke slimmigheid en wist wat hij wilde. Maar Jezus dacht daar anders over. Hij koos voor de onzekere Petrus, die geregeld verkeerde dingen zei en deed. Jezus nam ook Thomas als één van zijn uitverkorene, de weifelaar met zijn kritische vragen, die het niet allemaal zo zeker wist. Thomas had meer tijd nodig om te geloven dan andere apostelen, en Jezus gunt hem om in zijn eigen tempo tot ware geloof te komen.

Op verschillende vakgebieden, bijvoorbeeld op het werkterrein, in verenigingen en in clubs, ofwel in een gemeenschapsleven, kunnen we iemand vinden, die denkt zeker te weten. En die geeft geen kans voor degene die nog even twijfelt. Als men ergens even twijfelt dan wordt hij meteen bestempeld als ongeschikt. Op den duur blijken sommigen van die hardlopers doodlopers te zijn. Er zijn ook mensen die zeggen dat ze het nog niet weten en moeten er nog over nadenken. Als eenmaal een antwoord komt, dan is hun antwoord dieper en doordacht. Zij zijn als een boom die langzaam is gegroeid maar wel vast geworteld.

Het evangelie van vandaag kan een bemoediging zijn voor mensen, die zeggen: ‘Daar ben ik nog niet aan toe. Misschien kom ik ooit nog zo ver’. De apostel Thomas twijfelde natuurlijk niet aan alles. Zijn geloof in God was duidelijk. Hij twijfelde niet aan de Thora, de Joodse leefregel van Mozes. Maar dat Jezus uit de dood zou zijn opgestaan, dat ging voor hem wel net even te ver. Dat had zijn tijd nodig.

Niet de fysieke waarheden waren in het geding maar een geheim. Het ging over een mysterie dat ons verstand te boven gaat. Verrijzenis is niet eenvoudig om in te geloven omdat het niet tastbaar is. Misschien moeten wij als gelovige eens inzien dat wij geroepen zijn om dat tastbaar te maken met onze handen en voeten, tot concrete goede daden. Natuurlijk is Jezus’ verrijzenis meer dan dat, maar het is een begin. Zo is het ook het verrijzenisverhaal van Jezus begonnen. Door mensen nieuwe leven aan te reiken, kan Jezus en wij vanuit Zijn kracht, de Thomassen die in elk van ons schuilen van antwoord dienen. Uiteindelijk deed de weifelaar Thomas een schitterende geloofsuitspraak, die nog niemand eerder had gedaan: mijn Heer en mijn God.

 

1e lezing: Handelingen 2,42-47; 2e lezing: 1Petrus 1,3-9; evangelie: Johannes 20,19-31
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: ‘Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u.’ Na deze woorden blies Hij over hen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven.’ Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem: ‘Wij hebben de Heer gezien.’ Maar hij antwoordde: ‘Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik het niet geloven.’ Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas er bij. Hoewel de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij u.’ Vervolgens zij Hij tot Tomas: ‘Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ Toen riep Tomas uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’ Toen zei Jezus tot hem: ‘Omdat ge Mij gezien hebt, gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.’ Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan in het bijzijn van zijn leerlingen, welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt bezitten in zijn Naam.