Broeders en zusters, Jezus doet het echt opzettelijk om zijn publiek op het verkeerde been te zetten. Hij vertelde een heel apart verhaal, over iemand die niet veel geeft om werken, die onbetrouwbaar is met wat aan hem is toevertrouwd, en die het daarenboven niet te nauw neemt met recht en orde. Toch horen we geen verwijt of kritiek uit mond van Jezus. Integendeel, hij prees de aanpak van die oneerlijke rentmeester. Daarmee vraagt Jezus aan zijn toehoorders om opnieuw naar de rentmeester te kijken, en in te zien dat deze man door schulden kwijt te schelden en geld uit te delen vrienden heeft gemaakt.
Hoewel die oneerlijke rentmeester wellicht veel fouten en gebreken begaan heeft, stond er één ding hem klaar voor ogen: zonder vrienden of mensen die achter je staan, kunnen we moeilijk de storm in ons leven doorstaan. En vrienden krijgen we niet door vlijtig te zijn, ook niet door een succesvolle carrière. Wie alleen bezig is met zijn carrière of zijn baas te plezieren, die staat doorgaans vaak heel alleen. Dat weet die oneerlijke rentmeester heel goed. Hij besefte heel goed, dat hij als mens alleen maar vrienden kan maken wanneer hij zich voor de ander opstelt als vriend. Wij kunnen niets meer verstandiger doen dan de ander het leven te vergemakkelijken. Er is niets zo verstandig dan de menselijkheid boven al het andere te stellen. En vrienden maken is verstandig, want zonder vrienden kan niemand het op den duur volhouden. Doe maar iets, opdat mensen ons genegen worden en achter ons gaan staan. Stel niets boven de mens, noch geld noch iets anders. Niets mag belangrijker zijn dan medemenselijkheid. Dat is de boodschap, denk ik, die Jezus ermee bedoelt met deze perikoop. Dat is de raad die Jezus ons wil geven. En geldt vooral tegen diegenen die over het wel en wee van de ander moet beslissen, zoals de oneerlijke rentmeester van ons verhaal. Zo moeten de luisteraars van Jezus ook hun bezittingen met de armen delen. Om op deze manier een plaats te verkrijgen in het Rijk Gods. Het evangelie van vandaag probeert ons eraan te herinneren welke onze prioriteiten moeten zijn. Jezus prijst niet de onbetrouwbaarheid, niet het plichtsverzuim en zeker ook niet de luiheid van de rentmeester. Maar hij wil dat wij aan hem denken, wanneer geld, goedheid, reglementen of menselijkheid ooit eens recht tegenover elkaar staan. Of wanneer onze blik naar boven onverenigbaar wordt met de blik op de mens tegenover ons. In dergelijke situaties denk ik aan die rentmeester. Wanneer wij een keuze moeten maken tussen werken volgens het boekje en de menselijkheid, of tussen de plicht en de goedheid: dan is het niet helemaal onhandig, wanneer wij het doen zoals de rentmeester. Die staat aan het einde van zijn dienstverband misschien wel slecht bij zijn baas aangeschreven, maar hij heeft in elk geval Jezus Christus zelf aan zijn kant.
Als volgelingen van Jezus, zouden wij kinderen van het licht moeten zijn. Zoals Jezus zegt: wij kunnen geen twee heren dienen. Het is of God of de mammon. Als wij kiezen voor de god van het geld, dan worden daar dikwijls anderen het slachtoffer van. We maken onszelf ook tot slaaf van het geld. Jezus geeft ons nu een andere manier van leven: in solidariteit en vriendschap met God én met de medemensen. Het gaat niet zozeer om geld en zeker niet alleen om geld. Het gaat om delen van alles wat deelbaar is! Wat zou u ervan denken om al datgene wat wij hebben gekregen ook een beetje aan de ander te schenken? Bijvoorbeeld geven wij onze tijd, aandacht en ideeën aan anderen. Wanneer wij al onze mogelijkheden uitputten om anderen te helpen, om die anderen in al zijn volheid in het leven te laten groeien, dan zouden wij echt op weg om een kind van het licht zijn.
1e lezing: Amos 8, 4-7; 2e lezing: 1Tom. 2, 1-8; evangelie: Lucas 16, 1-13
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: ‘Er was eens een rijk man die een rentmeester had, die bij hem werd aangeklaagd, dat hij zijn bezit verkwistte. Hij riep hem dus en vroeg: Wat hoor ik daar van u? Geef rekenschap van uw beheer, want gij kunt niet langer rentmeester blijven. Toen redeneerde de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen, nu mijn heer mij het rentmeesterschap afneemt? Spitten kan ik niet, en te bedelen daarvoor schaam ik mij. Ik weet al wat ik ga doen, opdat zij mij na mijn ontslag als rentmeester in hun huis opnemen. Hij ontbood de schuldenaars van zijn heer, een voor een, en zei tot de eerste: Hoeveel zijt ge aan mijn meester schuldig? Deze antwoordde: Honderd vaten olie. Maar hij zei: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; ga gauw zitten en schrijf: vijftig. Daarop vroeg hij nog aan een tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Deze antwoordde: Honderd maten tarwe. Hij zei hem: Hier hebt ge uw schuldbekentenis; schrijf: tachtig. De heer prees het in de onrechtvaardige rentmeester dat hij met overleg had gehandeld, want de kinderen van deze wereld handelen onderling met meer overleg dan de kinderen van het licht. Zo zeg Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat, wanneer die u komt te ontvallen, zij u in de eeuwige tenten opnemen. Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote. Zijt ge dus niet betrouwbaar geweest in de onrechtvaardige mammon, wie zal u dan het waarachtige goed toevertrouwen? Als ge niet betrouwbaar zijt geweest in het beheren van andermans goed, wie zal u dan geven wat gij het uwe kunt noemen? Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen en de mammon.’