‘Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden’. Dat is, broeders en zusters, een passage uit de zogenaamde Afscheidsrede van Jezus. Het zijn woorden die Jezus op de avond vóór zijn dood tot zijn leerlingen gesproken heeft, terwijl ze samen waren voor het Laatste Avondmaal. Na het vertrek van de verrader Judas kondigt Jezus zijn eigen vertrek aan, zijn terugkeer naar de Vader. De aangekondigde scheiding is voor Jezus’ leerlingen uiterst pijnlijk, ja, voor hun geloof zelfs bedreigend, en daarom wil de Heer hen daarop voorbereiden. Maar over hun hoofden heen is deze afscheidsrede evengoed tot ons gericht. En ze is meer dan alleen afscheid, ze is ook belofte: “Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug.” ‘Laat uw hart niet verontrust worden’ zijn de eerste woorden van die lange toespraak van Jezus op de vooravond van zijn lijden. Onrust was er toen bij de leerlingen, onzeker als ze waren over de dingen die hen boven het hoofd hingen. Onrust is er ook in onze tijd vanwege: allerlei onzekerheden in het leven van zovelen, onrust in onze samenleving, onrust eigenlijk overal om ons heen ver weg en dichtbij.
‘Laat uw hart niet verontrust worden’ zijn geen sussende woorden in de zin van een vrijblijvend en nietszeggend: “het komt allemaal wel goed.” Jezus spreekt met gezag. Wij lezen en horen deze woorden nu na Pasen. Dat wil zeggen, nadat Jezus uit de dood is opgestaan. Hij is wel heengegaan, maar Hij is ook weer teruggekeerd, zoals Hij had voorzegd. Hij leeft! Dat gedenken en vieren wij in iedere Eucharistieviering. Op een nieuwe, unieke wijze is Hij aanwezig midden onder ons. En Hij schenkt ons ook vandaag daadwerkelijk zijn vrede.
‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u’. Het was en is nog steeds gebruik onder de Joden om elkaar bij het afscheid ‘vrede’ toe te wensen, zoals ook in de islamitische wereld. Maar in plaats van de vredesgroet neemt Jezus hier afscheid met de gave van de vrede. Hij laat vrede na. Dat is meer dan een goede wens; Jezus geeft zijn vrede. Vrede is het heil, dat met het komen van Jezus in deze wereld aan iedere mens wordt aangeboden en geschonken. Vrede is het heil dat door de verkondiging van Jezus’ woorden iedere individuele mens bereikt. Deze vrede is ook werkzaam door de prediking van de leerlingen van Jezus. Hij geeft zijn leerlingen de vrede niet alleen op de vooravond van zijn lijden. Hij laat ze hen na. Het is deze vrede die Jezus aan alle mensen als gave schenkt ná zijn verrijzenis. Hij geeft ze ook aan ons: het staat er niet voor niets in de tegenwoordige tijd. Het is zíjn vrede die Jezus achterlaat. Hij geeft haar. Die vrede is de vrucht van de heilige Geest, de Helper. De vrede van Jezus is zijn eigen leven, zijn liefde en zijn vreugde. Zulke vrede geeft de wereld niet. De wereld is volgens Johannes die werkelijkheid waar God niet is. De wereld is het machtsgebied geworden van de haat en de dood. De vrede die Jezus geeft, is het aanbreken van het Rijk van God, het machtsgebied van liefde en leven.
Jezus geeft zijn vrede aan ons, hier en nu, maar waar is dan dit Rijk van God te vinden? Onze wereld is nog zo vol haat, vol brandhaarden van geweld en wat onze wereld biedt, is enkel afwezigheid van oorlog, zo lijkt het. Maar dat is niet het laatste woord. Het Rijk van Gods’ vrede wordt gevestigd in het hart van elke mens die zich liefdevol openstelt voor het woord van Jezus.
‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden’. Liefde is de voorwaarde van de vrede. Het onderhouden van Jezus’ woorden is méér dan doen wat Hij gezegd heeft. Méér dan het onderhouden van geboden. Jezus’ woorden onderhouden wil zeggen: proberen te beantwoorden aan zijn liefde. Als je van iemand houdt, dan doe je spontaan wat die ander verlangt. Wanneer er liefde in het spel is, worden offers gemakkelijk gebracht. Zo moet het ook zijn in ons geloofsleven. Als we Jezus liefhebben, komen we in een andere dimensie van ons bestaan. Dan komen we in de werkelijkheid van God.
“Mijn Vader zal hem liefhebben”, zegt Jezus en, “Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen”. Wij worden door te geloven de verblijfplaats van Vader en Zoon, doordat de Geest bij ons zal indalen. Dat is ongelooflijk, maar niet onmogelijk. Het staat ons te wachten. Het is onvoorstelbaar!
Pinksteren komt eraan. Wanneer we Jezus liefhebben, zijn woorden onderhouden, in Hem geloven, worden wij de verblijfplaats van God; de Vader, de Zoon en H. Geest zelf. Dat geldt voor ons als gemeenschap evenzeer als voor ieder van ons afzonderlijk. Wij zijn als de heilige Stad Jeruzalem, die Johannes van God uit de hemel zag neerdalen en waarin God zelf de tempel en de zon is. God zelf leeft door het geloof in ons. De inwoning van de levende God in ons is een immens mysterie. Maar hierin ligt ook de bron van de vrede die de wereld niet kan geven. Ze is de levende liefdesgemeenschap van de Vader en de Zoon, die bij ons hun verblijf hebben genomen. God leeft zijn diepste wezensgeheim uit in ons binnenste, daar waar wij ten diepste onszelf zijn. God, die liefde is, neemt ons op in de liefdesband van Vader en Zoon. Dat is de heilige Geest. U zult zich afvragen hoe je dit kunt ervaren. Waaraan je dit kunt herkennen? Het is te voelen, maar het is meer dan gevoel. Je kunt het zien, en het onttrekt zich tegelijk aan ons zicht. Je kunt het herkennen aan je eigen leven, omdat het je zal veranderen. Want als je Hem liefhebt, zal je zijn woord onderhouden. Dan zal jouw onrust plaats maken voor diepe vrede. De vrede die de wereld biedt, is afwezigheid van oorlog. De vrede die God door de Zoon en de Geest biedt, is de vrede van onderlinge liefde. We missen het, we verlangen er naar. Wij kunnen zelf het verschil maken door bij hen aan te sluiten.
1e lezing: Hand. 15, 1-2. 22-29; 2e lezing: Apok. 21, 10-14. 22-23; evangelie: Johannes 14, 23-29
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie Mij niet liefheeft, onderhoudt mijn woorden niet; het woord dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader die Mij gezonden heeft. Dit zeg Ik u, terwijl Ik nog bij u ben, maar de Helper, de heilige Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb. Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u. Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij heb Mij horen zeggen: Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als gij Mij zoudt liefhebben, zoudt gij er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan Ik. Nu, eer het gebeurt, zeg Ik het u, opdat gij, wanneer het gebeurt zult geloven.’