Broeders en zusters, telkens wanneer wij de eucharistie vieren, herdenken wij wat de Heer op de vooravond van zijn lijden en sterven heeft gedaan, opdat na zijn heengaan zijn offer ons altijd in herinnering zou blijven en op genadevolle wijze voortdurend onder ons aanwezig zou zijn.
Jezus is aanwezig in de tekenen van brood en wijn. Met zijn verrijzenis is hij nu op een nieuwe wijze werkzaam in de wereld. Wij geloven dat de verrezen Jezus dicht bij ons is. Hij is voedsel, niet om onze hongerige maag te spijzigen, maar om met ons te zijn op onze levenstocht. Bij de communie treden we met de verrezen Heer in gemeenschap met alle anderen, die waar ter wereld diezelfde Jezus ontvangen. Ons 'amen' bij de communie is tevens een 'amen' over ons toebehoren tot de gemeenschap van de kerk en zij is geroepen om de verdeeldheid op te heffen en vrede te stichten.
Het evangelie van Johannes zegt, dat het Woord vlees is geworden. Het heeft een menselijk bestaan aangenomen en zich onderworpen aan de zwakheid van deze wereld. Het heilig sacrament. Het Brood uit de hemel is een werkelijkheid die wij niet kunnen bevatten. In de bijbel staat geschreven dat het gaat over iets wat geen oog heeft gezien, geen oor heeft gehoord en wat geen mens zich kan voorstellen, maar God heeft het bereid voor hen die Hem liefhebben. Dit brood is een levende Persoon, die intens van ons houdt. Hij wil, dat wij helemaal uit Hem leven. Daarom wil Hij ons voedsel zijn. Door het manna, het brood uit de hemel, door het heilig Sacrament, wil God bij ons zijn. Hij wil ons bij staan met inspiratie, raad en daad. God wil nieuwe mensen van ons maken, die vol zijn van zijn liefde en zijn kracht.
Jezus gebruikt de zichtbare tekenen van brood en wijn om zijn verbondenheid met de Vader en met ons uit te drukken. Wanneer wij eucharistie vieren, ontvangen wij voedsel van een heel speciale soort, namelijk een geestelijk voedsel voor ons hart. In de communie ontvangen wij meer dan een stukje brood. Wij ontvangen Jezus zelf en zijn totale liefde voor de mens. Telkens zegt Jezus aan ons: "Ik wil jullie mijn geest, mijn bezieling, mijn vrede en mijn liefde geven. Door mij kan jullie leven omgevormd worden tot teken van verbondenheid en trouw." Niet alleen brood en wijn zijn een levend teken van de aanwezigheid van de Heer. Wij zelf zijn ook een levend teken van Hem. Wij maken deel uit van het lichaam van Christus. Wanneer wij de eucharistie samen vieren, dan ontvangen wij de bron van de diepe verbondenheid over alle grenzen heen en worden wij dus ook meer één. De eucharistie is dan ook het teken van onze groeiende eenheid. Als Jezus dat brood en die kelk neemt, denkt hij - zoals hij zelf zegt - aan wat er zal gaan gebeuren met hem. Hij plaatst zijn lichaam - dat gebroken wordt - en zijn bloed - dat vergoten wordt - in de context die hij aan Johannes de Doper al duidelijk had proberen te maken. Het gaat om genezing, een nieuwe mens en een nieuwe wereld: blinden zien, lammen lopen, doven horen. Hij is degene die niet alleen hongert en dorst naar vrede en rechtvaardigheid, naar wat hij zelf het koninkrijk van God noemt, maar die daar ook zijn leven voor inzet.
Wanneer Jezus zegt "doet dit tot mijn gedachtenis" betekent dit niet alleen maar over het gezamenlijk breken van dat brood en drinken van die wijn. Het gaat om veel meer. Het gaat om ons deelhebben aan het brengen van het nieuwe leven, dat hij kwam brengen. Het sacrament van het laatste avondmaal is het genezen van lichaam en geest, het herstellen van gebroken menselijke relaties, het elimineren van sociale onrechtvaardigheid en ongelijkheid, het werken aan vrede onder de mensen. Het eten en drinken van de tekenen van Jezus maakt ons tot mensen die leven vol hoop. Want Jezus is de levende, die hoop geeft aan alle mensen. Uiteindelijk mogen wij hopen op de gift van het leven, op perspectief dat God zal geven aan iedere mens. Wij, mensen, zijn geroepen om vreugde en blijdschap voor elkaar te bewerken, geroepen om stil te staan bij het bijzondere van ons eigen leven en dat van anderen. Wij zijn geroepen om elkaar nodig te hebben. In de communie die wij hier ontvangen, mogen wij zien dat God, in Jezus, voor ons echt leven wil zijn. En Jezus schenkt zichzelf aan ons in een liefde die zich helemaal geeft, in een liefde die sterker is dan de dood, in een liefde die krachtbron is voor onze verbondenheid met elkaar.
eerste lezing: Deuteronomium 8,2 - 3.14b - 16a; tweede lezing: 1 Korintiërs 10,16 - 17; evangelie: Johannes 6,51 - 58.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot de menigte der joden: "Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld." De joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten en zeiden: "Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?" Jezus sprak daarop tot hen: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven."