Net zoals een prisma of een waterdruppel in staat is om één enkele zonnestraal uit te splitsen in het volledige kleurenspectrum van rood over groen en blauw tot violet net zó spreidt Lukas in het boek der Handelingen het paasmysterie van de verrijzenis uit over veertig dagen om de volheid van het Christus-mysterie in beeld te brengen. Zowel bij Matteüs in het evangelie van vandaag als in het Marcus- en Lucas-evangelie en het sterkst nog in het oorspronkelijke evangelie van Johannes gaat het om één groot gebeuren dat zich afspeelt van de vroege morgen tot aan de avond van Pasen. Eén groot heilsgebeuren op Paaszondag dat net als die éne zonnestraal over een periode van veertig dagen uitgesplitst wordt in zijn veelzijdigheid, d.i. van Goede Vrijdag tot Pinksteren, van lijden, dood, verrijzenis, verheffing én gave van zijn Geest. Een paasgebeuren dat aanvangt wanneer Jezus aan het kruis “de geest geeft”.
In navolging van het verhaal uit het Boek der Handelingen vieren we sinds mensenheugenis het hoogfeest van Hemelvaart niet in het letterlijke midden van deze tijd tussen Pasen en Pinksteren maar wel als de samenballing van het volle mysterie waarin Jezus de Christus werd en zijn leerlingen de eerste volgelingen, de eerste kerk werden. Enkele markante details uit de verschillende versies zorgen ervoor om de sluier over dit gebeuren op te lichten. Persoonlijk springen voor mij de volgende elementen in het oog. Het gebeurde veertigdagen ‘later’. Op Jezus’ verzoek verlaten de leerlingen Jeruzalem en gaan naar Galilea. Op de aangewezen berg neemt Jezus afscheid van zijn leerlingen. Hij zendt hen met een levensopdracht de wereld in. Hij wordt omhoog geheven terwijl de leerlingen hem gespannen nastaren. Ik zou dan ook een open deur intrappen mocht ik beweren dat het Hemelvaartsverhaal geen historische beschrijving is van dit gebeuren. Het is geen verslag maar een verkondiging van een geloofsgeheim. De verrijzenis die de leerlingen in haar volheid hebben beleefd en waarvoor alleen betekenisvolle beelden bestaan om dit te verkondigen. Christus leeft, heeft dit aardse leven verlaten maar laat ons niet alleen. Hij leeft nu als Heer van hemel en aarde bij God. Jezus leeft, ook vandaag nog, ook al zie je Hem niet meer zoals je Hem gezien en gekend hebt in Galilea. Neen, Hij leeft nu hoog boven alles en allen uit. Hij is de Heer van hemel en aarde, de Kurios, bekleed met de macht en de kracht om ons – met de woorden van Paulus – om wie in Hem geloven, kinderen van God te laten worden (Joh.1:12). Om ons te verlossen uit de macht der duisternis en ons over te brengen naar het Koninkrijk van God, om ons uit de dood over te laten gaan in het leven, om ons een plaats te geven in Hemzelf (Col.1:13, Joh.5:24, Ef.2:6). Met andere woorden, wat God in Jezus heeft verwerkelijkt is een mysterie waaraan ook wij deelhebben. Wanneer wij in de kracht en de macht van zijn Zoon geloven.
Om dat in zijn volle betekenis en draagwijdte te vatten, om daar enigermate greep op te hebben, hadden die apostelen en hebben ook wij meer dan een volle tijd nodig. Veertig dagen, zegt Lukas, in het Boek der Handelingen. Die ‘volle tijd’ had Jezus nodig om dit geheim aan de man te brengen. Een visioen dat zijn leerlingen het diepe en vreugdevolle besef geeft dat Hij leeft maar hen tegelijk verzoent met zijn lichamelijke afwezigheid. Het is een proces dat zij hebben doorgemaakt van angst en twijfel naar vertrouwen en geloof. Het einde van een periode waarmee een nieuwe en onbekende periode aanbrak. Het einde van Jezus' zichtbare leven wordt in zijn verrijzenis het begin van de eerste kerk.
En daarvoor wordt een heel sprekend beeld gebruikt. De leerlingen staren naar boven. Starende mensen zijn verliefd, zegt men. Ze zijn blind voor wat rond hen gebeurt en staren zich blind op die ene persoon of die ene gebeurtenis. Maar ook mensen met een groot verdriet staren! Staren is kijken zonder te zien, is buiten de werkelijkheid gaan staan. Eeuwenlang hebben christenen zich dood gestaard op de hemel. De hemel was het uiteindelijke doel van het leven, alles hier beneden had niet zoveel belang. De mensen waren enkel op aarde om - zoals dat heette – de hemel te verdienen, want dáár zouden de rollen omgedraaid worden. Was je arm, werd je onderdrukt, was je ongelukkig, dan was daar niets aan te verhelpen. Je moest stil zijn en wachten: het komt allemaal goed … later … in de hemel. Vandaag horen we de oproep: "Blijf niet staren naar die hemel. Klamp je niet vast aan de aardse Jezus, aan tastbare zekerheden maar daal de berg af. Ga in blijdschap terug naar Jeruzalem en vertrouw op de geestkracht die Hij jullie beloofd heeft. Hij trekt zijn spoor verder op een onzichtbare, goddelijke wijze. En weet … Hij komt terug om te voltooien wat Hij met u begonnen is.
Dat betekent dat Jezus Christus als verhoogde Heer, het laatste woord heeft. En dat niet alleen in de hemel en op het einde der tijden, maar nu reeds. Ook al lijkt het er op dat wij beheerst worden door onrechtvaardigheid, miskenning, haat, geweld en dood, toch is dat nu niet meer zo. Toch blijft er die belofte van Gods Zoon en onze Heer: “Ik ben met u, alle dagen, tot aan het einde van de tijden.” Laten we daarom opzien naar die mensen die ná Hemelvaart aan de slag zijn gegaan. En laten we ons de vraag stellen waar zij de kracht daartoe vandaan blijven halen. Jawel, van Hem die nu bij de Vader is.
1e lezing: Handelingen 1, 1-11; 2e lezing: Efeze 1, 17-23; evangelie: Mattheus 28, 16-20 Evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd begaven de elf leerlingen zich naar Galilea, naar de berg die Jezus hun aangewezen had. Toen zij Hem zagen, wierpen ze zich in aanbidding neer; sommigen echter twijfelden. Jezus trad nader en sprak tot hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld.’