Broeders en zusters, er is al zoveel over gepreekt over de graankorrel die in de aarde valt. Wat valt er nog over te zeggen? Het zou zomaar tarwe kunnen zijn, het graan dat overal op de wereld schijnt te kiemen en zowel gecultiveerd als al vanaf de oudste oudheid in het wild het meeste voorkomt in de natuur.
Keer op keer roept de mens tot Jezus: ‘Wij willen zien’. Voor het gemak haal ik maar even de ongelovige Thomas aan. Het woord leek aan hem niet besteed. Als een mens van onze tijd wilde hij bewijzen hebben. Weten is meten met de ogen. De Bijbel onderwijst ons daarentegen: ‘Jullie willen God zien? Maar verlangen naar vrede, naar heelheid, naar gerechtigheid is dat niet God zien?’ Het zou ons goed doen meer van God en zijn Zoon te zien, maar dat is geen garantie voor Gods goedheid op aarde. Zijn goedheid zit in elk Bijbels woord dat ons voedt in ons goede handelen; dat zichtbaar wordt als we de ander dragen in goede en kwade dagen.
Maar laten we niet enkel met het oog kijken, broeders en zusters. Het oog heeft de mens al zo vaak bedrogen als de oase in de woestijn, een fata morgana, slechts een luchtspiegeling. Hij die luistert, telkens opnieuw, die ziet werkelijk Gods Zoon Jezus. Ook Hij is slechts te zien in zijn daden, in het Woord dat Hij preekt en dat kan worden beluisterd. Wij, mensen, alle ongelovige Thomassen, moeten nog steeds leren Hem te geloven op zijn Woord en Hem te volgen in onze daden.
Want wat krijgen we vanmorgen te horen? Het is de gelijkenis van het zaad. Het is niet wat we willen zien: een glorievolle entree in Jeruzalem, cavalerie voorop met trompetgeschal: zichtbare en tastbare macht, Jezus hoog te paard, zijn hoofd gekroond en een roodfluwelen mantel om hem heen. Dat wilden zij en dat willen ook wij zien, nog steeds, hoewel we weten dat het een drama wordt en op niets uitloopt. We zien de euforie van het winnen bij de verkiezingen, men danst op tafel. We horen niets over het tekortschieten van de fouten van het overheidsbeleid. Wat had men mij kunnen overtuigen door te beginnen met een eenvoudig ‘sorry’. Ze hadden gelijk mijn stem gekregen. Ik moest me nu behelpen met de stemwijzer.
We sluiten onze oren voor het geschrei van de velen die dagelijks in Brazilië worden begraven en waar zij het zuurstof op straat moeten kopen. Menselijk leed is afhankelijk van de zwarte handel geworden. In Myanmar wordt de democratie weggeschoten. En ook in onze eigen ziekenhuizen stijgen de kreten weer op, want die lopen weer vol. We zien niet wat we moeten zien, we sluiten onze oren voor wat er aan waarheid is te horen.
Kijken we eens naar de graankorrel dan ziet deze er mooi en goudglanzend uit. Hij is vol van smaak en vol van belofte. Maar het vertelde verhaal is anders. Her verhaal over de graankorrel is niet zijn glans. Het is volstrekt anders. Die korrel valt in de aarde. Die graankorrel sterft. De aarde is woest en ledig op dit moment. Broeders en zusters, die graankorrels zouden wij zo maar zelf kunnen zijn. We willen de verheffing zien. Maar wat gaan we zien? We weten het eigenlijk allang, want we hebben echt meer gehoord, jaarlijks in de Goede Week. We zullen een mens zien die valt, die eindeloos diep valt. Maar wij willen omhoogkijken, opzien naar macht. Maar we zullen lager moeten kijken dan ooit, daar zien we de diepste vernedering, door God zelf volbracht. Het is samengebald in één week, de totale God/mens geschiedenis, in drie dagen, van Goede Vrijdag tot en met Paasmorgen.
‘De graankorrel sterft als hij niet in de aarde valt. Als hij in de aarde valt sterft hij ook maar brengt veel vrucht voort’, zegt Jezus ons vanmorgen. Pasen laat ons zien dat de graankorrel sterft, hij moet wel sterven anders is hij echt dood, dan is het afgelopen.
We kunnen niet zeggen: ‘het valt wel mee’. We komen niet weg met de gedachte: ‘die korrel heeft kiemkracht’. We moeten door de nacht van de dood die voor veel mensen zo eindeloos bitter en eenzaam is op dit moment en al meer dan een jaar lang. We zullen moeten zaaien.
Toch is er hoop. Jeremia laat ons horen: ‘er is een nieuw verbond in de maak. Dat sluit ik met mijn volk’. Wij hoeven er niet zoveel voor te doen, want God sluit het in ons binnenste. ‘Ik grif het in hun hart.’ En dan komt het juist op luisteren aan. Het is al in ons. Maar durven we zo naar binnen te keren zodat we de resonantie van Gods stem in ons hart horen? Dat is het ultieme luisteren. Horen we dat, dan zullen we vernemen dat onze zonden worden kwijt geschonden en dat onze misstappen worden vergeven.
Ondanks de bizarre dood van zovelen in onze dagen, zouden we kunnen weten of hebben gehoord dat God eindeloos voor het leven kiest. Maar dan gaat het wel om een rechtvaardig leven. Een leven als mens en medemens. Die keuze voor het leven is voor Hem de enige optie, zonder enig compromis. En God is niet rancuneus. Van Hem zullen we nooit te horen krijgen: ‘eigen schuld dikke bult’. De dood van een slecht mens is voor Hem geen reden om triomfantelijk in zijn vuistje te lachen. Hij lijdt daaronder. Daarom is onze God bereid om eindeloos ver te gaan als het gaat om leven. De graankorrel vertelt ons hoever Hij bereid is te gaan. God zoekt zelfs op plaatsen waar geen leven meer is. De afgestorven graankorrel Jezus is van Goede Vrijdag tot Paasmorgen in het dodenrijk de Sheol te vinden. De Sheol is de werkelijke onderkant van het bestaan. Pasen is hoop, maar het gaat niet over de hoop. De hoop van Pasen is dat het gaat om daar waar alle hoop verdwenen lijkt te zijn. Als God dat ziet, dan wil Hij niet veilig op afstand in de hemel blijven. Hij kiest voor eindeloze nabijheid. Dat alles ter wille van het leven. Het gaat erom dat Hij daar wil zijn waar wij God helemaal kwijt zijn geraakt, waar wij zijn volledige afwezigheid ervaren. Hij wil met zijn eindeloze liefde voor het mensenleven zelf aanwezig zijn. Hij wil door de dood het mensenleven zelf vasthouden. Dan wordt zijn vernedering in Jezus verheerlijking. Dit is er te beluisteren in het levensverhaal van de graankorrel.
Steeds opnieuw wordt er gevraagd om het verhaal van de graankorrel als wij van dierbaren afscheid gaan nemen. Men ervaart het als een verhaal, een belijdenis. Dat is het niet. Maar het verhaal van het zaad troost, omdat het een verhaal is van diep vertrouwen, dat we zelfs in de dood mogen loslaten. Omdat daar, juist daar, juist als we alles loslaten, God ons in liefde zal dragen. Iets met zaad geeft het diepe vertrouwen dat de liefde blijft. Daaruit kunnen we leven.
1e lezing: Jeremia 31, 31-34; 2e lezing: Hebr. 5, 7-9: evangelie: Johannes 12, 20-33
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Onder degenen die bij gelegenheid van het feest optrokken ter aanbidding waren ook enige Grieken. Dezen nu klampten Filippus van Betsaida in Galilea aan en vroegen hem: ‘Heer, wij zouden Jezus graag spreken.’ Filippus ging het aan Andreas vertellen en tenslotte brachten Andreas en Filippus de boodschap aan Jezus over. Jezus antwoordde hun: ‘Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort. Wie zijn leven bemint, verliest het, maar wie zijn leven in deze wereld haat, zal het ten eeuwigen leven bewaren. Wil iemand Mij dienen, dan moet hij Mij volgen; waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. Nu is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar daarom juist ben Ik tot aan dit uur gekomen. Vader, verheerlijk uw Naam!’ Toen kwam er een stem vanuit de hemel: ‘Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom verheerlijken.’ Het volk dat er bij stond te luisteren zei dat het gedonderd had. Anderen zeiden: ‘Een engel heeft tot Hem gesproken.’ Maar Jezus sprak: ‘Niet om Mij was die stem, maar om u. Nu heeft er een oordeel over deze wereld plaats, nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen; en wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal ik allen tot Mij trekken.’ Hiermee duidde Hij aan, welke dood Hij zou sterven.