Petrus, Jakobus en Johannes gaan met Jezus mee naar de berg Tabor. Er wordt geen reden aangegeven waarom Jezus deze drie en slechts drie van zijn leerlingen meegenomen heeft. Wat op de berg gebeurde staat er Jezus centraal.
Daar zagen ze Jezus veranderd in zijn stralende heerlijkheid. Zijn gelaat verandert van aanblik. Zijn kleren worden helderwit. Maar later, in de Hof van Olijven zullen die leerlingen Jezus zien als een hoopje menselijke ellende. Die verheerlijkte Jezus zullen ze weer ontmoeten na zijn verrijzenis. De boodschap van dit verhaal lijkt me duidelijk dat hoogtepunten en dieptepunten van ons leven beide gebeuren. Er is geen dal als er geen berg is.
In de mens Jezus laat God zijn nabijheid ons ervaren. Dat zegt alles over de vraag: waar en hoe wij God nabij kunnen weten. Voor ons zal God altijd te maken hebben met deze Jezus, van wie God duidelijk zegt: “Dit is mijn uitverkoren zoon; luister naar Hem.” God zelf, die Jezus Vader noemt, verwijst ons naar Jezus, een mens van vlees en bloed. Naar Jezus, de welbeminde Zoon, te luisteren is veruit het belangrijkste. Als christen geloven wij dat God de mensen nabij is. Toch valt het geloven in Gods nabijheid soms moeilijk. Er komen momenten, dat God veraf is, alsof God ons gebed niet eens hoort. De drie leerlingen hebben de gedaante van Jezus mogen ervaren. Ze zien wie Jezus is, en ze zijn van slag. Maar er is nog meer dan dat. Het beleven van het visioen van Jezus’ heerlijkheid is op zichzelf niet het enige dat telt. Het tafereel op de Tabor staat niet los van het Calvarie-moment. Zijn verheerlijking is niet te scheiden van het kruis, waarop Hij diep vernederd wordt. Jezus moet eerst het lijden, onmacht, en de dood door heen.
Op weg naar het kruis wordt een stuk van Jezus’ heerlijkheid zichtbaar. De drie leerlingen mogen daar als getuigen zijn. Daarvoor moeten ze wel de berg afdalen. D.w.z. terug naar wat er in dagelijks leven gebeurt. Van belang is hoe wij beneden aan de voet van de berg het uithouden met wat wij meegemaakt hebben. In de alledaagse werkelijkheid daartoe zijn wij geroepen, gevormd en gezuiverd. De verheerlijkte Jezus is het doel van ons leven. Maar wel, we moeten eerst de dagelijkse werkelijkheid doorheen gaan langs verlatenheid, lijden en onmacht. Als wij af en toe een stukje heerlijkheid mogen ervaren, bijv. in gebed, in de eucharistie, in het luisteren naar Gods woord, in een intens menselijk contact, of in het klaar staan voor elkaar, is het minder moeilijk om trouw te blijven aan ons geloof. Door verbonden blijvend met God zullen we op elke weg die wij gaan, de Tabor-momenten mogen ervaren. Wij zullen voldoende licht krijgen om samen met Jezus verder te gaan op de weg naar Jeruzalem. Laten wij de komende dagen niet aarzelen zijn de weg naar God en de weg naar medemensen te bewandelen.
Eerste lezing: Gen. 15,5-12.17-18; tweede lezing: Fil. 3,17-4,1; evangelie: Lucas 9, 28b-36.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Jezus nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee en besteeg de berg om er te bidden. Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit. En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek; het waren Mozes en Elia die in heerlijkheid verschenen waren en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken. Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand. Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden. Toen dezen van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Maar hij wist niet wat hij zei. Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde. Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bewogen. Uit de wolk klonk een stem die sprak: ‘Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem!’ Terwijl de stem weerklonk, bevonden zij dat Jezus alleen was. Zij zwegen er over en verhaalden in die tijd aan niemand iets van wat zij gezien hadden.