Van een nieuwe plek een thuis maken. De Syrische vluchtelingencrisis is al jaren gaande, en nog steeds een belangrijk onderwerp in het nieuws. Sinds de start van het conflict zijn elf miljoen Syriërs gevlucht. Filmmaker Christine Chen besloot de uitdagingen van vluchtelingen in beeld te brengen, en maakte de korte film My Heart - Ya Albi. Deze film vertelt het verhaal van een Syrische vluchtelinge die zich probeert aan te passen aan het leven in de Amerikaanse staat Louisiana, nadat het immigratievisum van haar man onverwacht is geweigerd.
Ondanks de context van de Syrische vluchtelingencrisis, wil Chen toch geen politiek statement met haar film maken. “Ik wilde mijn eigen onderzoek doen”, aldus de filmmaakster, “naar wat het betekent om van een nieuwe plek een thuis te maken. Ik weet zeker dat dat een thema is waar veel mensen een connectie mee hebben. Het gaat over de verschillende soorten mensen waar we in ons leven mee te maken hebben en de manier waarop we met hen in contact zijn, zowel op een positieve als negatieve manier.”
“Ik ga alle volkeren en talen bijeenroepen”, aldus de Heer in de eerste lezing, “en zij zullen komen en mijn glorie aanschouwen.”
De eerste lezing van vandaag is genomen uit het laatste deel van het Bijbelboek Jesaja, dat na de Babylonische Ballingschap is ontstaan. Na een langdurig verblijf in het huidige Irak, keren de Judeeërs terug naar Jeruzalem. De tempel wordt herbouwd. De stadsmuren liggen nog steeds in puin, en de ter plaatse achtergebleven bevolking reageert vijandig op deze nieuwkomers. Er is gebrokenheid en ontgoocheling.
En toch zal dit niet het laatste woord hebben. Want het boek Jesaja sluit af met een visioen, een toekomstvisioen. In dit droombeeld zullen ‘alle volken en talen’ door God worden verzameld op de berg Sion in Jeruzalem. Hij zal een einde maken aan de verstrooiing van de mensheid. Uit de volken zal hij boodschappers kiezen om van zijn heerlijkheid te getuigen. In een bonte stoet van voertuigen brengen zij de bekeerde heidense ‘broeders’ van Israël naar Jeruzalem. Sommigen van hen zal God zelfs uitverkiezen tot priesters. Op deze wijze zullen de volken met Israël worden verbonden. Zullen ook zij van een nieuwe plek een thuis maken?
“Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden”, aldus Jezus tot zijn toehoorder, “en zij zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.”
Jezus is met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem. En dan stelt iemand hem een vraag: “Heer, zijn het er weinig die gered worden?” De vraag van deze anonieme persoon naar het aantal geredden is kenmerkend voor het verwachtingspatroon van die dagen. De vraag vooronderstelt dat het aantal klein is, en joods. Jezus geeft een ontwijkend en tegelijk corrigerend antwoord: God zelf zal het aantal bepalen, en de joodse afkomst zal geen garantie zijn om in het koninkrijk Gods te worden binnengelaten.
Wel bestaat de opdracht erin om zich in te zetten, en via de nauwe deur het rijk Gods binnen te gaan. Het in de nabijheid van de heer vertoefd te hebben, afstammeling van Abraham, Isaak en Jakob te zijn, en daarmee tot het joodse volk te behoren, blijken aldus onvoldoende te zijn. Voor de toegang tot het koninkrijk en de eindtijdelijke maaltijd gelden andere criteria: het doen van barmhartigheid en gerechtigheid. Derhalve kunnen de deelnemers aan de maaltijd ook uit alle windstreken komen: uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden.
De lezingen van vandaag worden gekenmerkt door een dubbele strekking. Enerzijds: iedereen, uit alle volken en talen, is welkom in het koninkrijk Gods. En anderzijds: het gaat niet vanzelf. Je krijgt geen garantie of toegangsbewijs vooraf. Het louter hebben van een immigratievisum blijkt niet voldoende te zijn. Je moet je tot het uiterste toe blijven inspannen.
De eerste strekking komt vooral tot uiting in de eerste lezing, waarin Jesaja in een groots visioen alle volken en talen bijeengeroepen ziet worden door de Heer. Allen zijn getuigen van Gods grote daden. Ook in de evangelielezing is die gedachte aanwezig. Naast Abraham, Isaak, Jakob en al de profeten zijn er ook velen uit oosten en westen, noorden en zuiden in het rijk Gods aanwezig. De tweede strekking wordt vooral vertolkt in de evangelielezing. Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, zegt Jezus. Velen zullen proberen binnen te geraken, maar daar niet in slagen.
Deze woorden zijn niet bedoeld om ons angst aan te jagen. Maar ze benadrukken wel dat de universele uitnodiging van God de mensen niet ontslaat van persoonlijke inzet, van het doen van barmhartigheid en gerechtigheid in het leven van iedere dag. Het doen van barmhartigheid en gerechtigheid. Daar komt het in feite op aan. Niet het louter behoren tot een bepaald volk, religie of een bevoorrechte groep. Nee, het doen van barmhartigheid en gerechtigheid blijkt de sleutel te zijn tot die ene nauwe deur. Oftewel: van een nieuwe plek een thuis maken. Dit niet alleen voor onszelf, maar ook voor de verschillende soorten mensen waar we in ons leven mee te maken hebben, en met wie we in contact zijn: de ander, de vreemdeling, onze naaste, onze medemens. Amen.
1e lezing: Jesaja 66, 18-21; 2e lezing: Hebr. 12, 5-7. 11-13: evangelie: Lucas 13, 22-30
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd trok Jezus rond door steden en dorpen, gaf er onderricht en zette zijn reis voort naar Jeruzalem. Iemand vroeg Hem: ‘Heer, zijn er weinig die gered worden?’ Maar Hij sprak tot hen: ‘Spant u tot het uiterste in om door de nauwe deur binnen te komen, want, Ik zeg u, velen zullen het proberen, maar er niet in slagen binnen te komen. Als eenmaal de huisvader is opgestaan en de deur gesloten heeft en gij dan buiten op de stoep begint te kloppen en te roepen: Heer, doe open! zal Hij u antwoorden: Ik weet niet waar gij vandaan komt. Dan zult ge opwerpen: In uw tegenwoordigheid hebben wij gegeten en gedronken, en in onze straten hebt Gij onderricht gegeven. Maar weer zal zijn antwoord zijn: Ik weet niet waar gij vandaan komt. Gaat weg van Mij, gij allen, bedrijvers van ongerechtigheid. Daar zal geween zijn en tandengeknars, wanneer gij Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten zult zien in het Rijk Gods, terwijl ge zelf buiten geworpen zult zijn. Zij zullen komen uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden, en aanzitten in het Koninkrijk Gods. 30 Denkt eraan: er zijn laatsten die eersten en eersten die laatsten zullen zijn.’