Het klinkt zo romantisch: de bankdirecteur die schaapherder wil worden, omdat hij toe is aan iets heel anders in zijn leven en het roer dan ook gelijk maar helemaal omgooit. Hij denkt aan volstrekte rust en dan merkt hij, dat er dagelijks duizenden toeristen komen kijken omdat het zo’n vertederend plaatje is. Het tafereel roept vrijheid op. Het is een romantisch beeld; ik zou niet graag de schilderijen in huis willen hebben met als motief de herder en zijn kudde. We zijn zelfs bereid om geld te storten in een fonds, zodat herders en kuddes kunnen blijven bestaan. Schapen roepen bij ons romantische gevoelens op.
Maar als je een moslim zou vragen waaraan hij of zij het eerst denkt bij het woord ‘schaap’, dan zou je wel eens als antwoord kunnen krijgen: ‘nou, het offerfeest, ter herinnering aan het offer van Abraham en het moet geslacht worden’. Ik denk dat ook de joodse tijdgenoten van Jezus bij schapen geen romantische beelden hadden, want het schaap was bij uitstek een dier om te offeren, en de herders met hun schapen in de stal van Bethlehem werden als uitschot gezien. Wanneer Jezus in hoofdstuk 10 spreekt over de schaapskooi, de hof van de schapen, de deur, de dieven, over zichzelf als de Goede Herder en zoals vandaag over de schapen die naar zijn stem luisteren, dan heeft hij het niet over een willekeurige schaapskooi in het land, maar gaat het over de ruimte in de tempel, waar via de Schaapspoort, dicht bij de badinrichting, de schapen heen gevoerd worden om vervolgens geofferd te worden. Zo nodig worden ze weer naar buiten gevoerd om te grazen. De deurwachter opent dan de deur voor de herder.
Deze herder, Jezus, komt op voor de schapen. Door hem kunnen de schapen in- en uitlopen. Hij wil niet dat ze geofferd worden. Hij geeft zijn leven voor zijn schapen. Hij sluit zich aan bij de schapen, zelfs als hij zelf slachtoffer wordt. Hij confronteert de mensen op deze manier met hun geweld tegenover elkaar. Hij wil dat de schapen, de mensen, leven hebben in overvloed, Hij is ervan bewust dat er nog meer schapen zijn in min of meer dezelfde situatie; hij is ook gekomen voor hen.
Zijn schapen volgen hem als vanzelf, want in zijn stem klinkt leven door. Het is niet het geschreeuw van de deurwachters en anderen die de schapen opjagen naar de plek waar ze gedood worden. Dieven en bandieten proberen schapen te stelen, maar de schapen willen hen niet volgen.
Niemand kan die schapen van Jezus uit zijn hand rukken. Want God zelf is de Herder die wil dat de schapen leven. Jezus en zijn Vader, Jezus en God hebben hetzelfde doel, willen hetzelfde: dat schapen, de mensen leven, leven ontvangen en geven. Je moet geen mensen opofferen voor je welzijn.
Broeders en zusters, u begrijpt het, het verhaal van de goede herder en de schapen is een metafoor over gemeenschapsvorming. Het schaap is niet het beest wat bij uitstek moet worden geofferd. Het staat voor de mens die leiding nodig heeft in zijn geloofsvorming en bescherming moet worden geboden tegen valse leiders die het niet goed met hem voor hebben. En Jezus doet alles voor zijn schapen. Zelfs het ene schaap zoekt hij nog op als het is verdwaald. We kennen allemaal de afbeelding van Jezus met een schaap op zijn schouder. En het schaap als slachtoffer in de tempel was eigenlijk ook allang achterhaald. God zelf geeft aan: ‘ik heb geen brand- en slachtoffers nodig; ik verlang jullie toewijding aan mij en aan elkaar: dat is het beste offer. Ná de Tweede Wereldoorlog - die we weer binnenkort gaan herdenken - wordt, werd het verwijt aan de joden gedaan: ‘jullie hebben je als onschuldige lammeren naar de slachtbank laten leiden’. Onzin natuurlijk, omdat niemand tegen het geweld was opgewassen en wij het nu later ook niet goed weten hoe het is te stoppen.
In de eerste lezing zie je dat Petrus een hele ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij - die Jezus driemaal heeft verloochend heeft – hij heeft toch het vertrouwen gekregen om de opperherder te worden en praktisch door te gaan waar Jezus op zijn aardse wijze is gestopt. Hij vat samen van wat er is gebeurd in de laatste tijden en dat diezelfde schaapherder - die zoveel liefde voor zijn schapen toont - gewoon aan de kant is geworpen, de steen die de bouwers verwierpen en juist die steen is de hoeksteen geworden waarop Petrus verder kunnen bouwen. Hij heeft het herderschap overgenomen en de kudde is uitgegroeid tot een megakudde over de hele wereld. Dat is zo bemoedigend aan onze omgang met God. Juist mensen die worden uitgespuwd en opgeofferd ter wille van de goede verhoudingen tussen anderen. Het pesten op school, maar ook in bedrijven, is misschien wel het bekendste voorbeeld hiervan. We zijn geneigd vanuit de christelijke traditie om de zijde te kiezen van degenen die gepest en getreiterd worden. Zo heeft Jezus het ons ook voorgedaan. We zijn blind voor het onheil dat we zelf aanrichten, terwijl we proberen de kerk, het lichaam van Jezus te zijn in deze wereld te zijn. Niet voor niets staat voorafgaande aan dit hoofdstuk van Johannes het verhaal over de man die blind geboren is. En ik zei het net, dat het is zo bemoedigend dat God voor die zwakke mens kiest en die een bijzondere plaats in zijn kudde wil geven omdat zij weten wat het is om blind te zijn of gepest te worden. Zij zijn het die veel invoelend vermogen hebben en daardoor in staat zijn goede leiders te worden. God gaat niet voor de dictator de wolf in schaapskleren.
Wij mogen hopen dat wij bij de schapen horen die luisteren naar de stem van Jezus en Hem volgen om met Hem als goede herders leven in overvloed te geven. Maar het is niet louter hopen. We kunnen er ons ook actief voor gaan inzetten door ons als herders in te zetten, want er lopen zoveel verdwaalden schapen rond in onze wereld en zoals het Oude Testament ons zegt: ‘elk schaap dat wordt gered is alsof men de mensheid redt’. Het kleine goede heeft een enorme impact op het grote goede, want het is een voorbeeld voor de ander. In deze chaotische wereld is het juist van grote invloed dat mensen zien dat andere mensen zich inzetten om te redden. Van daaruit zal toch een nieuw begin moeten worden gemaakt. Laten we ons niet te klein maken en onze gave als herder te reduceren.
Wat een bankdirecteur kan kunnen wij ook.
1e lezing: Hand. 4, 8-12; 2e lezing: 1 Joh. 3, 1-2; evangelie: Johannes 10, 11-18
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen: ‘Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar een huurling, geen echte herder dus, als die een wolf ziet komen, laat hij de schapen in de steek en vlucht weg; en de wolf overvalt ze en drijft ze uiteen. Hij is immers een huurling en bekommert zich niet om de schapen. Ik ben de goede herder: Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen Mij, zoals de Vader Mij kent en Ik de Vader ken; Ik geef dan ook mijn leven voor mijn schapen. Ik heb nog andere schapen dan die uit deze hof. Ook voor hen moet Ik een herder zijn: ze zullen luisteren naar mijn stem. Zo wordt het: één kudde met één herder. Daarom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het daarna weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, Ik geef het uit eigen vrije wil. Daartoe immers heb Ik de macht, zowel om het te geven als om het terug te nemen. Dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.'