In het evangelie horen we het twistgesprek onder de leerlingen van Jezus over wie de grootste is. Die vraag verbergt in vele gevallen grote illusies. Maar ze nodigt ons wel uit om na te denken over datgene wat ware grootheid is.
Die vraag lijkt me is diep in de mens geworteld en even oud als de mensheid zelf. Er wordt bijna automatisch een rangorde vastgelegd wie er bovenaan en wie een trapje lager op de hiërarchische ladder moet staan. Zelfs is het streven naar macht en heersen over anderen een motief geworden, dat in alle aspecten van het leven voorkomt.
Niets heeft zoveel onheil over de mensheid gebracht als dat streven naar macht. Veel problemen onder de mensen worden veroorzaakt door niets anders dan de strijd om de macht met als gevolg: ruzie, moord, oorlog. Onenigheid komt dikwijls voort uit het feit, dat de één zich belangrijker acht dan de ander en de beste plaats opeist voor zichzelf. Hoeveel wonden slaat deze machtsdrang niet in de harten van de mensen? Hoeveel vernedering en lijden doen wij daardoor elkaar niet aan! En het heeft ook een slecht gevolg voor ons zelf. Wie macht uitoefent, kan zichzelf moeilijk ontwikkelen. Hij voelt zich meer dan de ander en vooral… hij kent zijn eigen kwetsbaarheid niet. Juist mensen die het gevecht aangaan met zichzelf, die hun eigen egoïsme bestrijden: dat zijn mensen van vrede.
Jezus wil helemaal geen macht over anderen, maar liefde voor anderen, niet heersen maar dienstbaar zijn. Van het begin af streeft Jezus al naar een gelijkwaardige gemeenschapsleven. Hij keurt ons streven niet af om de eerste te zijn, maar wel dat wij ons boven de andere stellen en neerkijken op de zwakken. Anders dan vele mensen in deze wereld, die met ellebogen werken om voor zichzelf op te komen, leeft Jezus niet voor zichzelf. Hij verovert niet zijn eigen plaats in deze wereld. Hij ontvangt zijn plaats en zijn leven uit de handen van zijn hemelse Vader. De les die Jezus ons geeft, is dat die grootheid niet in het ambt zit. Iemand is niet groot of meer in aanzien, omdat hij een monnik is of directeur of pastoor, of omdat iemand een groot bedrijf heeft. Het gaat Jezus om een goddelijke eer en dat is precies omgekeerd.
Het leiderschap dat Jezus voorstaat, is dienaar zijn: durven de minste te zijn. Dat vraagt van ons om een bereidheid tot dienen zodat de ander als mens en kind van God tot zijn of haar ontwikkeling komt. Dienaar zijn betekent niet, dat we anderen over ons moeten laten heersen of ons door anderen moeten laten uitbuiten. Dienaar betekent eerder er voor de ander te zijn en de ander te steunen. Hopelijk, dat Jezus onze ogen opent en ons laat zien dat wie belangrijk wil zijn niet dingen voor zich opeist, maar juist dienstbaar is aan de ander.
Eerste lezing: Wijsh. 2,12.17-20; tweede lezing: Jak. 3,16-18;4,1-3; evangelie: Marc. 9,30-37.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Zij gingen daar weg en trokken Galilea door; maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten. Hij zeide hun: ‘De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.’ Zij begrepen die woorden wel niet, maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen. Zij kwamen in Kafarnaum en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen: ‘Waar hebt ge onderweg over getwist?’ 34 Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg een woordenwisseling gehad over de vraag, wie de grootste was. Toen zette Hij zich neer, riep de twaalf bij zich en zei tot hen: ‘Als iemand de eerste wil zijn, moet hij laatste van allen en de dienaar van allen zijn.’ Hij nam een kind en zette het in hun midden; Hij omarmde het en sprak tot hen: ‘Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.’