Eigenaardig toch dat de liturgie op dit hoogfeest van Christus Koning het meest afschrikkend moment uit Jezus’ leven verkondigt. Niet alleen omdat Hij aan het kruis hangt tussen leven en dood en daarmee de doodstraf ondergaat van een misdadiger. Maar ook om alle vijandige uitlatingen vanwege zij die getuige zijn van zijn gruwelijke doodsstrijd. Uitlatingen die er niet om liegen en op cynische wijze de spot drijven met de titels die Jezus toekomen: Messias, Uitverkorene en Koning der Joden. Zoals Hij daar hangt is Hij juist een logenstraffing van de namen die men Hem toeroept. Aan Hem is het helemaal niet meer te zien wat er over Hem gezegd werd. Bij de aankondiging van zijn geboorte werd Hij door de engel Gabriël geprezen als ‘de Zoon van de Allerhoogste’. En “God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken. Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van David en aan dat koningschap zal nooit een einde komen.” Aan het kruis hangend, krijgen wij wel iets heel anders te zien. Hij zal in elk geval niet als een koning sterven.
Het volk echter lacht niet. Het kijkt alleen maar toe en men zwijgt. De gewone mensen uit Jeruzalem, de man en de vrouw uit de straat: zij die zoals altijd niets in de pap te brokkelen hebben en niets anders kunnen dan zich door de overheidspersonen laten doen. Dat volk zwijgt want het weet dat men ook zonder enige schuld veroordeeld kan worden tot de dood aan een kruis. Het weet dat je nergens bent wanneer de machthebbers tegen je zijn. Denken we maar aan de Russen die op straat uithalen tegen de oorlog in Oekraïne of de Oekraïners die van dag op dag gedwongen worden van nationaliteit te veranderen. Zo’n mensen bezitten dan ook de fijngevoeligheid om niet te spotten met dit afgrijselijke lijden van een veroordeelde. Want voor hetzelfde geld hang je daar morgen zelf.
Eén is er die in Jezus wel een koning ziet. Hoe bizar het ook mag lijken, Lucas beschrijft hier op een heel bescheiden maar serene wijze hoe Jezus’ barmhartigheid op dat cruciale moment haar hoogtepunt bereikt. Misschien lijkt het wel iets te kort door de bocht wanneer ik daarin de samenballing zie van Jezus’ levenskeuze voor de outcast, de loser, de mislukkeling én ongewild in leven en sterven solidair hun lot ondergaat. Hij geeft zijn leven voor hen. En dat vormt het tweede deeltje van het evangelie van vandaag, dat in fel contrast staat tegenover het eerste deeltje vol vijandigheid. Jezus hangt tussen twee misdadigers. Één van hen hangt er die in Jezus wel een koning ziet. Een die gelooft dat Jezus een koninkrijk bezit en er naar toe op weg is, ook al hangt Hij te sterven. Eén die van binnenuit als misdadiger weet heeft tot wat een mens in staat is een ander aan te doen en hoe laaghartig het er tussen mensen kan aan toegaan. Uitgerekend die misdadiger ziet als gelovige in Jezus een koning! Een mens die niets meer van het leven te verwachten heeft. Wat ziet hij dan wat al die anderen niet zien of wat niemand onder het volk luidop durft te zeggen.
Hij zal ongetwijfeld zien dat Jezus niet een koning is zoals de andere machthebbers dat waren. Die enkel uit zijn om hun macht en hun bezit te vergroten, ten koste van. Die man aan het kruis ziet dat Jezus koning is voor wie niets van het leven te verwachten heeft, omdat men klein en onbeduidend is. Ook voor wie door eigen schuld van hun leven niets gemaakt hebben. Voor al die mensen is het koningschap van Jezus, want Jezus’ macht en zijn Rijk is van een totaal andere orde. Het Rijk dat Hij verkondigd heeft en dat Hij door zijn optreden in woord en daad ook gevestigd heeft. Dat Rijk is er een waar ieder die gefaald heeft of mislukt is niet als een misdadiger vastgespijkerd blijft op zijn wandaad maar telkens opnieuw geboren kan worden want hij of zij blijft door God gekend en bemind. Hoe verkeerd het ook gegaan is in zijn leven, er is altijd een weg terug naar God. En die weg dat is Jezus zelf, dat is zijn weg van kribbe naar kruis. De weg van vergeving en verzoening en een rijk van armen van geest, van treurenden, van zachtmoedigen, van wie hunkeren naar gerechtigheid, van barmhartigen, van zuiveren van hart, van wie vrede brengen, van wie vervolgd, beschimpt en van allerlei kwaad beticht worden. Een rijk dat haaks staat op het rijk dat men zich toen en vandaag voor ogen heeft. Geen materieel gegeven maar een manier van geloven dat het kan en dat Jezus zelf omschreef en voorgeleefd heeft: “Wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn (Mc 10,44).
Deze roep om zichzelf te redden werd heel bescheiden doorbroken door de tweede moordenaar. In de stilte die er heerste na al het geschreeuw horen we hem als iemand die zijn kleinheid ziet tegenover Jezus die hij in diens ware koningschap ziet. Schroomvol komt hij daarmee met zijn klein geloof bij het onrechtvaardig lot dat deze onschuldige mens moet ondergaan. Vol ontzag voor God zegt hij: “Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw Koninkrijk zult zijn.” Een onvergetelijk gebed dat als een voortdurend lied herhaald wordt tijdens de gebedsdiensten in Taizé: “Jesus, remember me when You come into your kingdom”. Een vraag die ook onze smeekbede is. En Jezus’ antwoord is tekenend voor heel zijn leven: ‘Vandaag nog zul je met mij zijn in het paradijs’. Hij die voortdurend zijn reddende hand uitstak naar ieder die in de ogen van de mensen reddeloos verloren was, naar ieder die daarom op een of andere wijze verworpen werd. Deze wonderbare koning, priester en profeet, in één woord: deze gezalfde steekt in zijn doodsstrijd zijn reddende hand uit naar een misdadiger. Tot in de dood voelt en toont Hij zich solidair met de zwaarste misdadiger. Pas wanneer Jezus Gods hand naar die man heeft uitgestoken pas dán wordt Jezus de Messiaanse koning in alle eeuwigheid. Een messiaanse koning die koning Salomon voor ogen had in de koningspsalm 72 die in een vertaling van Huub Oosterhuis aldus begint:
Voor kleine mensen is Hij bereikbaar,
hij geeft hoop aan rechtelozen,
hun bloed is kostbaar in zijn ogen,
hij koopt hen vrij uit het slavenhuis.
1e lezing: 2 Sam. 5, 1-3; 2e lezing: Kol. 1, 12-20; evangelie: Lucas 23, 35-43
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
Toen Jezus aan het kruis hing, stond het volk toe te kijken, maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden: ‘Anderen heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden, als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!’ 36 De soldaten brachten Hem zure wijn, en ook zij voegden Hem spottend toe: 37 ‘Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf.’ 38 Boven Hem stond als opschrift in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: ‘Dit is de koning der Joden.’ 39 Ook een van de misdadigers die daar hingen, hoonde Hem: ‘Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons.’ 40 Maar de andere strafte hem af en zei: ‘Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? 41 En wij terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan.’ 42 Daarop zei hij: ‘Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.’ 43 En Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs.’