Vorige zondag, zusters en broeders, zagen wij de zaaier met breed handgebaar het zaad uitstrooien over zijn akker. Zo zaait God zijn woord over onze wereld.
Vandaag is het zaad al opgeschoten en rijpt naar de oogst toe. Prachtig om te zien. Maar zo eenvoudig is het niet. Als wij goed kijken merken wij tot onze grote ontsteltenis dat er niet alleen goed zaait groeit, deugd en goedheid en vrede. Er is ongemerkt ook onkruid opgeschoten, ruzies, verslaving, oorlogen, onrecht. Waar komt het vandaan? Het evangelie zegt dat "de vijand onkruid zaaide tussen de tarwe". Waar ook vandaan, het onkruid is er gewoon. We kunnen en mogen daar onze ogen niet voor sluiten. Maar wat doen wij ermee? Hoe gaan we met onkruid om?
Wij mensen, tenminste de meesten onder ons en de vurigsten, wij weten het wel. Zoals de ijverige knechten uit het evangelie willen wij het wel spuiten, doodspuiten, met wortel en tak uitroeien, er radicaal korte metten mee maken, zero tolerance. Tegenwoordig ligt ons meer die andere reactie van gedogen, door de vingers zien, de kool en de geit sparen, alles een beetje relativeren. Maar we weten onderhand ook dat de ene harde lijn-reactie niet werkt: het maakt onschuldige slachtoffers, de wet gaat dan boven de mens. Want je kunt altijd goede tarwe mee uittrekken. Maar ook de gedoogreactie werkt niet: het wordt dan van kwaad tot erger, en het onkruid kan alles, ook het goede, verstikken. Dat is wat wij doen met het onkruid op de akker van onze wereld. Maar wat doet God? Hoe gaat Hij met onkruid om?
Om het beleid dat God voert, daar is het Jezus om te doen. God gaat anders om met het onkruid dan wij mensen. De eerste lezing van deze zondag geeft ons het antwoord: " … Hij draagt zorg voor alles … Hij behandelt alles met zachtheid … met veel zachtheid spreekt Hij zijn oordeel uit … Hij bestuurt alles met goedertierenheid … Hij geeft de kans tot inkeer." In de Regel van onze Vader Benedictus staat een mooie passage die een goede illustratie is van wat Jezus ons vandaag in het evangelie wil zeggen, en daarmee wil ik op deze warme zondag deze korte preek besluiten. Het gaat over het beleid van de abt in het klooster. "Laat hij altijd de barmhartigheid het winnen van de rechtvaardigheid … Laat hij het kwade haten, maar de broeders liefhebben. En als hij toch moet straffen zal hij voorzichtig te werk gaan en vermijdt hij iedere overdrijving, want als men al te hardhandig het roest van een pot wil schuren, zou men hem wel eens kunnen breken. Laat hij zijn eigen broosheid indachtig zijn en bedenken dat men het geknakte riet niet mag breken. Dat wil niet zeggen dat hij de ondeugden moet laten voortwoekeren, integendeel hij moet ze met beleid en liefde uitroeien." Laten wij met geduld God laten betijen, en met vreugde en dankbaarheid leven onder kromstaf van zijn grote barmhartigheid. Amen.
eerste lezing: Wijsheid 12,13.16 - 19; tweede lezing: Romeinen 8,26 - 27; evangelie: Matteüs 13,24 - 43.
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid, maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen. Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien. Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: 'Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?' Hij antwoordde hun: 'Dat is het werk van een vijand.' De knechten zeiden tot hem: 'Wilt ge dan dat we het bijeengaren?' Maar hij zei: 'Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt. Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.' " Een andere gelijkenis hield Jezus hun voor: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide. Dat is wel het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten, is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels in zijn takken komen nestelen." Nog een andere gelijkenis vertelde Jezus hun: "Het Rijk der hemelen gelijkt op gist, die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren." Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets, opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord: "Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, Ik zal openbaren wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld." Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug. Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden: "Leg ons de gelijkenis uit van dat onkruid op de akker." Hij gaf hun ten antwoord: "Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon; de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk; het onkruid de kinderen van het kwaad, en de vijand die het zaaide, is de duivel. De oogst is het einde van de wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand, zo zal het ook gaan op het einde van de wereld. De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon. Wie oren heeft, hij luistere."