Broeders en zusters, er is een Middeleeuwse volkswijsheid die zegt: ‘wijn op bier geeft plezier’. Zouden we het andersom doen, dan geeft het venijn. Het stond voor het volgende: het was beter om vanuit een arme klasse rijk te worden dus met bier te beginnen en later - als het je beter zou gaan - op wijn over te stappen. Begin rustig aan dan kan het altijd nog meer worden. Ik kom erop, omdat we op dit moment bezig zijn met zusters Norbertinessen van priorij Sint-Catharinadal uit Oosterhout een geschenkverpakking te ontwikkelen waar onze beide producten inzitten om zo te zusters op bescheiden schaal te helpen uit de financiële crisis van de corona te komen. Maar ook om samen een feestje te vieren: de zusters bestaan 750 jaar, en wij - hun jongere broertje - 140 jaar. De Benjamin brengt het bier in en de waardige oudere zus de wijn. Tijdens de voorbereiding was ik daar en werd gelijk geraakt door de prachtige wijngaarden rondom het historische klooster. Het is buiten Zuid-Limburg nog vrij nieuw om een wijngaard aan te leggen, maar het is de zusters gelukt. Zij konden in de crisis hun wijn aan de straatstenen niet kwijt, totdat een groep studenten hen hielpen. Maar dat was eenmalig. Een mooi nieuw concept, maar de aanleiding was minder. Buiten het vele menselijke leed dat corona heeft veroorzaakt, zijn er ook de financieel economische gevolgen. We zelf zullen ons ook daaruit moeten zien te worstelen. Niet om terug te gaan naar de oude levensstandaard, maar om een gewone boterham te verdienen. Maar het is niets vergeleken met de enorme drama’s die India laat zien: mensen happend naar zuurstof en liggend op de stoep vóór een ziekenhuis.
Broeders en zusters, we zijn er nog niet en gelijk moeten we nadenken. We zijn een crisis ingerold en langzamerhand moeten we er ons ook weer aan ontworstelen; maar hoe, dat weet niemand. De spanningen in de samenleving schreeuwen om gehoord te worden en er mee aan de slag te gaan. Staande in die wijngaard overviel mij de gedachte, dat de wijnrank een metafoor kan zijn hoe wij ons kunnen ontworstelen aan de chaos van het hier en nu. Het Johannes-evangelie zou een handleiding kunnen zijn voor die ontworsteling, die wij niet op eigen kracht aankunnen. Laten we eens inzoomen op de tekst. Jezus eerste woorden zijn: ‘Ik ben…’. Feitelijk spreekt Hij hier de Godsnaam uit: ‘Jahweh’, ‘ik ben, ik was en ik zal zijn’. Dat doet de evangelist niet alleen hier. ‘Ik ben’ komt zevenmaal voor in de bredere tekst van het evangelie. Om er enkele te noemen: ‘Ik ben het licht’, ‘Ik ben de weg’, ‘Ik ben de Goede Herder’. Jezus laat de versmelting met zijn Vader horen op onderwerpen waarin wij juist mens zoekende zijn en perspectief nodig hebben. Vader en Zoon bieden het ons 7 keer aan. Vandaar dat Godsnaam ‘Ik Ben’ ook zo vaak wordt omgezet in ‘de Eeuwige’. Zelfs in onze diepste vergankelijkheid kunnen we erop rekenen, dat het eeuwig zal doorgaan. Misschien hebben we dat in deze crisis wel het minst gezien, omdat we ons hebben terugtrokken en verengd in die ene en enige gedachte: ‘hoe kom ik hier alleen uit?’ Gedurende de crisis gingen we ons steeds meer in onszelf opsluiten en was er nauwelijks plaats voor een ander. Maar Jezus gaat verder: Hij is de wijnstok en zijn Vader is de wijngaardenier. En dan krijgen we een wreed stukje tekst: ‘ieder die geen vrucht draagt wordt afgesneden, weggesnoeid en aan de kant gegooid’. Dat voelt in eerste instantie niet goed. Het doet denken aan een bepaalde gedachtegang die midden in de crisis opgang deed: het dorre hout moest er maar uit worden gehaald, zodat nieuw jong leven verder kon gaan. Dat was schrijnend en pijnlijk, omdat hiermee een oordeel werd uitgesproken over de ouderen in de samenleving die het leven, en meer nog de vrijheid van de jongeren in de weg zaten; er moest maar eens ruimte worden gemaakt voor de jongere generaties.
In het beeld van de wijnstok en de ranken is dat totaal anders. Een wijnrank kent oude knoesten die er doods uitzien, het dorre hout. Maar zij zijn het niet, want als men ze openmaakt zijn het reservoirs van sap. Levenssap die het doen vloeien van het ene deel van de wijnstok naar het andere en naar de ranken. Dat is van vitaal belang, want zo wordt daar het leven doorgegeven. Dan is er het toverwoord: verbinding. Daar moest het van komen, zo stond het in de meest bekende notulen van Nederland. Het heeft niet gewerkt en vaak hoor ik: ‘ik kan het niet meer horen’. Verbinding was verworden tot een woord zonder betekenis. We moeten namelijk niet allereerst naar de verbinding zelf kijken, maar naar de verbondenheid die van binnen zit. Als je een wijnstok hebt, dan stromen daar in die wijnstok, in de stam om zo te zeggen, levenssappen die onmisbaar zijn voor de groei. En precies datzelfde levenssap stroomt naar de ranken om tot prachtige druiventrossen te komen. Mits die ranken tenminste echt goed vastzitten aan de wijnstok. Dat is niet altijd het geval. Dan is er iets mis waardoor er geen vrucht komt. Een waardeloze rank heb je dan. Misschien was het wel een rank die - om zo te zeggen - met een paar touwtjes was vastgebonden. Dat leek wel heel stevig, maar van binnen was er dus niet die verbondenheid. Het sap kon niet doorstromen. Zo'n rank wordt weggehaald en verbrand. Maar dat is volstrekt anders dan het wegsnoeien van het dorre hout. Het is een snoeitechniek die er voor zorgt dat het sap, het nieuwe leven, door de totale plant of struik kan vloeien. Daardoor wordt het dorre hout opnieuw van nieuw leven voorzien, want dat bewerkt ook die verbondenheid. Wat er weggesnoeid moet worden, zijn: de ontkenning, de complottheorieën, tezamen in één woord: viruswaanzin. Dat zijn de ranken die de verbondenheid in de weg staan.
Voor het leiden van de jonge ranken langs het gespannen ijzerdraad en het snoeien zelf is moed nodig. Snoeien is een pijnlijke ingreep, een soort amputatie, een mes en bloed. Je ging ‘op je gezicht’, je voelt je alleen en ver van de wijnstok vandaan. Wil een plant mooi kunnen groeien, moet je er vakkundig aan snoeien. Wil een mens groeien, dan zal er ook aan hem of haar gesnoeid moeten worden. Vakkundig! Eigenlijk heeft snoeien met vertrouwen te maken. De overheid zou moeten snoeien, allereerst in onzinnige budgetten. Niet om burgers klein te houden, maar om ze vakkundig te leiden naar bronnen in henzelf waaraan ze kunnen groeien en opbloeien. In de kerk worden jonge mensen de weg naar de Bron van leven gewezen, de wijnstok waaraan ze hoe dan ook mogen vastzitten. Overheden die denken dat aan hen niet meer gesnoeid hoeft te worden, kunnen dat nooit vakkundig met een samenleving die in feite ook een wijngaard is: snoeien, groeien en bloeien. Het is een intrigerend driestap, dat doorzettingsvermogen vraagt in de wetenschap, dat het rijke vruchten zal dragen. En als dat vakkundig, met liefde en met zorg wordt gedaan, geeft de samenleving zich daaraan over.
Dit wonderschone evangelie laat zich lezen en herlezen als een gids die verbanden toont. Verbanden die gaandeweg laten ervaren dat het eigen leven, jouw doodgewone leven hier word verteld, uitgebeeld in verbondenheid met de mensen om je heen, maar ook zoveel groter. Want daar zullen we het van moeten hebben: een wereld waar verbinding niet wordt gezocht, maar waar verbondenheid opnieuw wordt ontdekt als iets wat er al is. Wijn op bier, het kan. Maar laten we eerst weer eens voorzichtig met bier beginnen, zodat we zo reserves hebben voor de wijn en die rijkelijk kunnen delen.
1e lezing: Hand. 9, 26-31; 2e lezing: 1Joh. 3, 18-24; evangelie: Johannes 15, 1-8
De evangelietekst uit de Willibrordvertaling 1978:
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij, zoals Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin, als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn.’